Heksenkind

6 juni 1999
3 minuten leestijd
332 gelezen

Een paar keer heb ik aan haar gedacht vandaag. Ik mis haar meer dan ik wil bekennen. We kennen elkaar nu alweer een aantal jaren. Ooit zijn we als collega’s begonnen voor dezelfde werkgever. Het duurde niet lang voordat zich een voorzichtige vriendschap ontwikkelde. Niet lang daarna confronteerde ze me voor het eerst met mijn spirituele zijn.

Witte heks noemde ze me gekscherend en de eerste weken joeg ze me voortdurend de stuipen op het lijf met haar vlijmscherpe en accurate uitspraken. Het voelde alsof ze naar believen een greep in mijn intiemste gedachten en emoties kon doen. Maar die angst verdween en ik leerde accepteren dat er meer tussen hemel en aarde is en dat ik een stukje van die krachten met me mee draag.

Eindeloze gesprekken hebben we gevoerd. Soms een lange middag in haar woonkamer bij het gezoem van een ouderwetse potkachel, in een dorpje dat nauwelijks 100 inwoners telt. Soms tijdens een hele dag wandelen op Schiermonnikoog. Strand, duinen, bossen, weer duinen, weer strand, weer bossen. Aan het eind van die dag hebben we het laatste stuk gerend om de laatste boot nog te kunnen halen. Na die dag heb ik twee dagen achtereen in bed gelegen en meer tranen vergoten dan ik dacht te bezitten.

Mijn witchy mentor noem ik haar. Die ene keer dat we zaten te kletsen en ik haar mam noemde, meer uit de grap dan uit iets anders. Getroffen keek ze me aan. “Je bent mijn dochter geweest in een vorig leven, dat wist je toch? ” Met mijn rationele denkvermogen wist ik het niet, met het 7de zintuig wel. Als zij zo iets zegt, dan twijfel ik geen moment aan de waarheid van haar woorden. Zij is echt. Onze levensgeschiedenissen lopen parallel. Ze is me alleen een paar stappen voor op de weg.

 

Ik wens dat ik haar nu kon bellen. Ik loop hopeloos vast in alle signalen die maar door blijven komen en ik durf mijn instincten niet meer te vertrouwen. Ik weet wat ze me zou vertellen als ik haar nu zou bellen. Ik ben sterk genoeg. Veel sterker en krachtiger dan ik durf te geloven. Dat ik het allemaal best weet en dat ik meer op mezelf moet durven vertrouwen. Aan het eind van het gesprek, als we alles hebben doorgenomen, zal blijken dat ik de duidingen goed heb ge�nterpreteerd. Zoals altijd. En zal ze me lachend vertellen dat ik haar in dat opzicht al lang niet meer nodig heb. Maar ik verlang naar die bevestiging.

 

Ze is er niet voor mij. Al een paar maanden niet. In onze gedachten hebben we contact. Korte boodschappen. ‘Ik leef nog, red het wel.” Ze heeft al haar aandacht en energie nodig voor haar doodzieke levensgezel. Er staat een muur om haar heen en daarbinnen opereert ze met vastberaden en krachtige hand. Toen de dokters hem al op hadden gegeven en zij hem thuis had gebracht om te sterven in haar armen, heeft ze het noodlot gekeerd. Linea recta is ze weer naar het ziekenhuis getogen. Heeft de artsen verteld waar ze naar moesten zoeken, dat hun diagnose verkeerd was. Een aantal uren later kreeg ze haar bevestiging. Het maakte het verschil tussen leven en dood. Nu knokt ze als een bezetene om te houden wat haar lief is.

 

Ik mis haar. In me is het ijzig koud. Verwoed probeer ik al twee dagen om de warmte terug te vinden en hul me in broeken, truien en dekbedden maar het mag niet baten. Ik heb vlagen van hoofdpijn, mijn hele lijf doet pijn en soms ben ik ineens heel misselijk. Af en toe zit ik te klappertanden achter de computer en ’s nachts in bed word ik badend in het zweet wakker uit verwarde en angstaanjagende dromen. Toch ben ik niet ziek.

 

Nauwgezet voorzie ik mijn lichaam van regelmatige porties voedsel, vitamines en liters water. Om de paar uur kruip ik op bed en tank een uurtje slaap bij. Verschillende keren per dag laat ik mezelf uit. Adem de buitenlucht in. Loop een blokje om. Ik vraag me eigenlijk niet eens af waar die behoefte vandaan komt. Het is er, het moet en het voelt goed. Iets in mij maakt dat ik me voorbereid op de donkere wolken die ik mijn kant uit zie drijven.

 

Gedachteloos knabbel ik op het laatste stukje chocolade en voel me nog misselijker. De oppepper die ik normaal gesproken uit de lekkernij haal, is uit gebleven. Vier kaarsen steek ik aan. Twee keer de zon, twee keer de maan. Evenwicht. Ying en Yang. Vanavond ga ik bidden.

 

Meest gelezen

DigiGigi
Vorig artikel

De kracht van Overgave

DigiGigi
Volgend artikel

Nachtgeheimen