Millennium

31 december 1999
3 minuten leestijd
340 gelezen

Ik verheug me op vanavond. Er is een tinteling in mijn buik. Verwachting. Hoop. Twee dagen ben ik hier al. Gisteren zijn ze getrouwd. Helemaal in stijl. Gelukkig. Het huis is voortdurend vol mensen. Zelfs de muren lijken warmte af te geven. Ik voel me thuis. En welkom.

Ze vragen of ik even op de kinderen wil passen terwijl zij wat boodschappen gaan halen. Ik stem gretig toe en wat later lees ik uit Jip en Janneke tot mijn keel er droog van wordt, mijn stem wat schor. Aan iedere kant van mij leunt er een kind tegen me aan. Op de achtergrond een klassieke cd. In alle rust brengen we zo een genoeglijk uurtje zoet. Een beetje lui. Tevreden.

De eerste gasten arriveren al als de gastvrouw nog onder de douche staat. Zo tegen elf uur is iedereen er. Hij ook.

Ik heb hem de eerste keer gezien in een cafe. Opgemerkt. Niet gesproken. Aantrekkelijke man. Open gezicht. Prettige glimlach. En rust. Er straalt heel veel rust en evenwicht van hem af. Een paar weken later zag ik hem weer. Dit keer sprak ik zelfs met hem. Niet alleen, maar in een groepje. Ik werd onweerstaanbaar tot hem aangetrokken en dat alarmeerde me. Dus bewoog ik me weg. Trok een enorme muur op waar geen mens door heen kan kijken tenzij ze me heel goed kennen. En tegelijkertijd wilde ik dat hij me aantrekkelijk vond.

Ik vertelde over het feest. Met opzet hard genoeg, zodat ook de gastvrouw die vlak naast me in een ander gesprek verwikkeld was, het zou horen. Hij reageerde meteen. Zij ook. En zonder verdere inspanningen zag ik gebeuren waar ik op uit was; hij zou ook van de partij zijn. Ik dacht dat hij het had begrepen, dat ik had bereikt wat ik wilde. Maar dat was een misrekening.

Hij heeft een vrouw meegebracht. Niet zijn vriendin. Niet zijn lief. Maar wel zijn slavin voor deze avond. Ik vang de begrijpende blik op van E., een lieve vriendin. Ze weet. Ik glimlach naar haar terug, we hebben beide een zware avond voor de boeg. Eentje waar we alle twee tegen op hebben gezien, die we alle twee liever achter ons hadden gehad. Mijn ontsnappingsroute naar vergetelheid is afgesloten. Zij had niet eens een poging gedaan er een uit te zetten. Soms is ze een stuk wijzer en moediger dan ik.

Tegen middernacht worden we alle twee onrustig. Ik zie het aan haar. Uiterlijk onbewogen knippert ze met haar ogen. Ik vraag me af of anderen onze heldhaftige pogingen zien om juist op dit uur niet te denken aan die ene die we missen. We verschuilen ons in de keuken waar niemand is. Kijken elkaar zuchtend en wetend aan. Ik ontdek dat de frisdrank in de koelkast nodig moet worden aangevuld en vlucht. De schuur in, waar het ijzig koud is. Buiten hoor ik vuurwerk afgaan. Boven lawaai en gejoel dat aankondigt dat het jaar 2000 is begonnen. Mijn hart vliegt naar de woestijn waar ik hem op reis weet en ik vraag me de duizend dingen af die ik me al evenveel malen heb afgevraagd, altijd eindigend met het grote, het onbeantwoorde waarom.

Boven hoor ik een kind huilen en ik vermoed dat het onopgemerkt blijft in het feestgedruis. Ik spurt naar boven, blij dat ik nog even uitstel van executie krijg, blij dat ik nog even niet onder de mensen hoef. Ze kijkt me slaperig en geschrokken aan. Veel lawaai en harde knallen, de ramen schudden in de sponningen. Ik knuffel haar en ze giechelt terwijl ik de warme slaperige geur opsnuif die kinderen eigen is. Haar ouders komen boven en na de gelukwensen over en weer sluip ik naar beneden, stort me in de armen van vrienden en wens iedereen vrolijk en quasi ongedwongen een gelukkig nieuwjaar.

Ze staat bij het raam. Kijkt naar buiten. Ik zie aan de stand van haar schouders dat ze huilt. We knuffelen elkaar. Het weten en begrijpen is groot. Een tikkeltje wanhopig kijken we elkaar aan. Draaien ons dan om en doen weer blijmoedig mee aan het feest zonder ons feestelijk te voelen. Ik schaam me een beetje als ik een vleug jaloezie bij mezelf ontdek als ik naar de stelletjes kijk. Weer alleen. Het schiet van mijn hoofd naar mijn vingertoppen in een adembenemende pijnscheut. Ik zie zijn bruine ogen, de lijntjes ernaast. Hij kijkt me aan, glimlacht zo begrijpend, zo wetend. Ik wil hem slaan, om hem de pijn te laten voelen maar in plaats daarvan breek ik in duizend kleine stukjes en begin te huilen.

Meest gelezen

DigiGigi
Vorig artikel

Moe

DigiGigi
Volgend artikel

Zij