Een huis, een auto en elkaar..

16 december 2001
5 minuten leestijd
316 gelezen

In de afgelopen nacht heb ik weer nachtmerries gedroomd. Ik ben vijf keer wakker geweest, en nu is het vier uur in de ochtend en ben ik klaarwakker. Zo wakker, dat ik na een uur draaien en woelen uiteindelijk maar ben opgestaan. De koffieput pruttelt, en ik huil tranen met tuiten. Ik ben teleurgesteld, verdrietig en boos, en dat alles is doordrenkt met ongeloof. Het is me weer overkomen.

Ik ben gereduceerd tot een paar borsten. Een lijf. Meer niet. En als ik in de spiegel kijk, dan begrijp ik er niets van. Nog steeds niet. Ik kan de keren niet meer tellen, dat ik voor een man enkel een lustobject was. Iets om te hebben, niet iemand om van te houden. Ik kan niet eens beginnen met in woorden te vangen, hoe verschrikkelijk boos en hoe verdrietig ik daar om ben. Binnen in me grauwt en snauwt het, en de pijn is meer dan ik wil verduren. Het teistert mijn lichaam in grote, lange golven waar geen eind aan lijkt te komen. En telkens als ik denk dat ik geen tranen meer heb, begint het van voren af aan.

Het is niet dat CH iets heeft gezegd. Het is meer wat hij niet heeft gezegd en wat hij heeft nagelaten. Het zoethoudertje dat hij zo snel mogelijk wil praten is een beetje bitter geworden, nu hij er nog steeds niets concreets mee heeft gedaan. Geen afspraak, nog geen datum bij benadering. Ik sta als allerlaatste op zijn prioriteitenlijstje.

Ik ben boos op CH. En boos op mezelf. Ik ben boos omdat hij me heeft verleid, en daar nu geen verantwoordelijkheid voor accepteert. Ik ben, in veel algemenere zin, zo boos op iedere man, die maar klakkeloos aanneemt, dat vrijen voor een vrouw net zo vrijblijvend is als voor hem. En ik ben boos op mezelf, omdat ik daar nog steeds zo van ondersteboven kan raken.

Ik ben een wrak deze week. Ik heb dagelijks hoofdpijn, ik slaap slecht en ben talloze keren per nacht wakker, ik heb nachtmerries en ik ben, letterlijk, stijf van de spanning. En ergens kan ik het niet uitstaan, dat CH er schijnbaar veel makkelijker mee omgaat. In zijn hoofd ben ik vast een onvoorziene complicatie waarmee hij op een goede manier wil omgaan.

Het is zo�n klassieke situatie, zo�n prototype, dat ik er om zou kunnen lachen als ik eindelijk eens kon stoppen met grienen. Maar dat lukt me niet. Iedere keer als ik CH zag of sprak, dan ging het over zijn slechte huwelijk. Vorig weekend viel het woord scheiding zelfs. En nu maakt hij zich zorgen over wat hij zijn vrouw moet vertellen als hij naar mij toegaat. Ik word er misselijk van. Ik word soms zo verschrikkelijk misselijk van mannen. Ik wil gillen. Net zo lang zo hard gillen tot ik niet meer besta.

Ik wil CH vertellen dat hij de rambam kan krijgen. Dat ik hem nooit meer wil zien. Dat hij heeft afgedaan. Ik wil hem slaan. Maar ik kan het niet. Ik krijg die email mijn postvak niet uit. Er zit een plaagkabouter op mijn schouder, die me influistert dat er nog altijd een kans bestaat dat ik het allemaal helemaal verkeerd interpreteer. Dat ik te snel ben met mijn oordeel en dat ik het tijd moet gunnen. En hoe ik er ook tegen in verweer kom, en hoeveel logica ik er ook tegenover zet (maar ik voel me al een week ziek hierdoor, en dat wil ik niet, ik wil niet wachten tot hij weer eens een smoes heeft bedacht om weg te komen, ik wil niet het geheim in de kast zijn, ik wil niet verliefd zijn op iemand waarmee ik een afspraak moet maken als ik wil praten over iets dat me dwars zit, ik wil niet verliefd zijn op iemand waarmee ik niet �s ochtends wakker kan worden, ik wil niet verliefd zijn op iemand die niet vrij is) het helpt niets. Ik krijg dat stemmetje niet tot zwijgen. En dus koester ik nog steeds een sprankje hoop.

Dat sprankje hoop heeft me al vaker de das om gedaan. Het is al zo vaak de voorbode geweest van de zoveelste onmogelijke relatie, waarin mijn lief op onbereikbare afstand bleef, en ik ren je rot speelde, om in de buurt te komen en vooral maar te bewijzen, dat ik zijn liefde wel waard was. The story of my life, en het lijkt er op dat ik op het punt sta om er deze keer met open ogen in te tuinen. Slecht plan, Gieg, erg slecht plan.

Ik moet dus van de hoop af. Er zijn zoveel redenen, waarom het beter voor mij en mijn welzijn is om dit de rug toe te keren. Dat is wat bepalend zou moeten zijn, en niet hetgeen hij mij te zeggen heeft (en waar hij al een week over doet). Op zijn best gaat hij me aan het lijntje houden, terwijl hij probeert om zijn huwelijk te redden. Maar dat wil ik niet. Ik haat het, wanneer mijn leven �on hold� komt te staan omdat ik een onmogelijke liefde koester. De dingen die ik zou willen horen, die had hij al lang gezegd als hij ze voelde. Of van de daken afgeschreeuwd. Bij de Godin, wat is het lang geleden dat iemand zijn liefde voor mij van de daken afschreeuwde.

En dus eindigt het hier en nu. In mijn dagboek, op zondag 16 december 2001 om 06.13 uur in de ochtend. Ik ga het tij laten keren. Geen maandenlange struggle meer om tot de conclusie te komen dat ik weer in mijn eigen valkuil ben gesodemieterd. Ik ben vaak genoeg de ezel geweest die achter een, aan een hengel bungelende wortel aanrende en er nooit bij kon.

Ik ben verliefd op CH. Ik denk zelfs, dat het meer is dan een verliefdheid. Ik kan me maar al te goed voorstellen hoe het is om iedere dag samen met hem wakker te worden en iedere dag met hem naar bed te gaan, en alle dingen daar tussen in.

Ik voel me beter nu ik dit besluit heb genomen. Ik ben nog steeds erg verdrietig, maar het is meer hanteerbaar nu. Ik weet dat ik doe wat goed voor mij is. En ook, dat dit alles over een poosje weer naar de achtergrond is gedrongen, en dat ik mijn leven dan weer leuk vind. Ik zou graag een groots, romantisch gebaar maken. Iets van dat ik er nog steeds zal zijn als CH eindelijk besluit om de scheiding door te zetten. Maar dat is onzin. Misschien als hij het snel genoeg doet, dat het zo uitpakt. Of misschien is het lot ons tegen die tijd beter gezind, en zijn we dan voor de verandering eens alle twee vrij en ongebonden. Maar ik denk niet dat het zo zal gaan. Ik ben te ongeduldig. Ik verlang naar iemand in mijn leven.

Vrijdagmiddag gaf kleine, vierjarige JN me zachte zoentjes op mijn neus, en lachte er onweerstaanbaar bij. Toen durfde ik het eindelijk toe te geven. Ik wil een kind. Of drie of vier. En een man. Een huis, een auto en elkaar�

 

 

 

Meest gelezen

DigiGigi
Vorig artikel

Oef!

DigiGigi
Volgend artikel

Stood up