Beetjes sterven

1 april 2002
5 minuten leestijd
318 gelezen

Iets van deze archaïsche natuur herken ik ook in mezelf. Ze heeft me de niet altijd aangename gave geschonken de mensen en de dingen te zien zoals ze zijn. Ik kan me weliswaar laten misleiden als ik voor mezelf iets wil verbergen, dat ik liever niet wil weten. Maar in feite weet ik precies hoe een zaak in elkaar zit. Het werkelijke inzicht berust op een instinct of op een participation mystique met anderen. Men zou kunnen zeggen dat het de ogen op de achtergrond zijn, die op een onpersoonlijke wijze zien. (C.G. Jung – Herinneringen, Dromen, Gedachten)

Ik ben lui vandaag. Ik heb me tientallen malen weer teruggewenteld naar sluimerslaap toen om acht uur de wekker in mijn mobiele telefoon afging. Tegen mijn rug lag het warme en verbazingwekkende gewicht van de kat. Eerder die nacht werd ik opgeschrikt door het geluid van haar dromen, en ontdekte ik dat ze zich in mijn armen had gevleid, haar kop rustend naast mijn hoofd op het kussen, haar poot omstrengeld met mijn arm. Ze opende traag haar ogen en gaf me een geruststellend likje, alvorens met een hartgrondige geeuw weer naar haar droomwereld af te dalen. Hoe meer ik van Diana zie, hoe meer ik begin te begrijpen van mensen die huisdieren, en met name katten, menselijke eigenschappen toedichten.

Ik heb me nog niet aangekleed. Sinds ik tegen enen mijn koffie genoot en wat email las, ben ik gehuld in de zachte badstoffen ochtendjas, die ik van JT kreeg, toen ik een exemplaar wilde lenen voor een saunabezoek. Het is prachtig weer, en eigenlijk is er geen excuus om niet naar buiten te gaan voor ten minste een wandeling. Maar ik ben, zoals gezegd, lui vandaag. Mijn hoofd is vol gedachten die geen post vatten. Het lijkt alsof ze in het luchtledige blijven zweven en niet bezinken op de bodem van mijn ziel. Zoals ik zelf ook meer zweef in mijn innerlijke gedachten en dromen, dan de aarde te bewandelen.

Na mijn derde kop koffie beving me een verlangen naar Jung. Soms komt hij me voor als mijn enige, echte zielsverwant, en ik zegen de dag waarop MR me met hem in aanraking bracht. Ik heb Herinneringen, Dromen en Gedachten nu al een aantal keren gelezen, maar ik heb het boek nog steeds niet uit. Ik begin steeds weer op de eerste pagina. Soms moet ik mijn nieuwsgierigheid bedwingen en mezelf er van weerhouden het boek ergens in het midden of aan het einde te openen, en vanaf dat punt te lezen. Ik dorst naar meer kennis, en tegelijkertijd hoed ik me, voor te veel kennis. Uiteindelijk was Jung drie�ntachtig toen hij dit document optekende. Ik ben pas twee�ndertig, en de eerste hoofdstukken handelen over zijn jeugd en jonge jaren. Ik wil meer van het geheim weten, maar het komt me voor als heiligschennis om te haastig te zijn. En eigenlijk ben ik ook bang voor het moment dat na de laatste pagina komt. Weet ik dan meer, of juist nog minder. Ik ben bang voor de bevestiging dat dit het is.

Dit, het leven. Niet meer dan telkens opnieuw worstelen, te neer gaan en met wat meer moed en kracht weer opkrabbelen. Een vicieuze cirkel, waarin de uitdagingen van uiterlijk veranderen maar wezenlijk dezelfde blijven. Het heeft vast met deze jaren te maken. Ik herinner me niet het exacte moment waarop ik mijn onschuld verloor. Maar het was lang nadat ik voor de eerste keer werd ontmaagd. Was het toen TZ me verstootte? Of toen het onherroepelijke daarvan tot me doordrong? Was het toen ik de synchroniteit tussen onze levens pas veel later ontdekte? Of toen ik me begon af te vragen, of ik die synchroniteit wellicht zelf had opgeroepen en me bezig moest houden met de vraag of een mens, of ik, die kracht, en daarmee dus ook die macht, bezit. Even zo goed kan het moment met zo weinig belangrijke uiterlijkheden gepaard gegaan zijn, dat ik het me nooit meer zal herinneren.

Wie weet gebeurde het tijdens een ritje in Tram 3. Of bij de aankoop van nieuwe condooms, omdat de oude over de houdbaarheidsdatum heen waren. Misschien toen ik de keuze maakte tussen pindakaas en hagelslag, en heel volwassen voor kaas koos. Ineens leef ik in iets, dat ik misschien de realiteit moet noemen. Iets dat kaal is, en ontdaan van romantische beelden en sprookjesachtige symboliek. Ik ben gewoon. Ik b�n gewoon. Er ligt geen heldendom voor mij in het verschiet. Ik ben niet langer de prinses die in een torenkamer woont en ooit bevrijd zal worden door de prins. Ik laat de wereld niets na, dan mijn gedachten op papier. Onbetekende gedachten die al miljoenen malen eerder gedacht zijn door andere mensen in andere tijden en op andere plaatsen. Al mijn inspiratie komt voort uit andere mensen, en in niets ben ik werkelijk uniek. Of ik leef of niet, maakt in de grotere betekenis geen enkel verschil. De wereld zal het niet opmerken, of ik er ben of niet. Een handvol individuen, groter dan dat is mijn bereik niet. En ik ben er nog steeds niet uit, of ik dat juist geruststellend of angstaanjagend vind.

Tegenwoordig ben ik in een voortdurend conflict verwikkeld. Het meisje tegen de vrouw. Ik wil telkens opnieuw wegsluipen naar de toren en de deur barricaderen. Zodat ik me opnieuw kan overgeven aan mijn kinderlijke fantasie�n die zonder uitzondering een �en ze leefden nog lang en gelukkig� slot hebben. Maar de vrouw laat het niet toe dat ik terug grijp naar de hoop, naar het vertrouwen en de na�viteit. Ik vrees dat er een tijd komt, waarop ik niet meer probeer te vluchten naar prinsessenland. Dat ik het kind in mij verlies, zonder dat ik iets kan doen om dat te verhoeden.

Zal dat de tijd zijn, dat ik me bij de grote groep van vrouwen schaar, die hun lof op Tarzan niet onder stoelen of banken steken? Ik geloof niet, dat ik dat echt als winst kan beschouwen. Ik kan nu niet met de vibrator uit de voeten. De technische onvolkomenheden daargelaten, – ik krijg het niet voor elkaar om het ding op zijn plek te houden zonder het vast te houden waardoor ik altijd in vrij ongemakkelijke houdingen vertoef, het �tongetje� komt zelfs niet in de buurt van mijn genotsorgaan en het geluid dat het kreng maakt is oorverdovend -, schort het me vooral aan emotionele stimulans. Orgasmen bezorgt de jungleboy me niet, huilbuien des te meer. De grote leegte overspoelt me in grote golven van oud verdriet, als ik me probeer over te geven aan seksuele genoegens in mijn eentje. Ik vind het prettig noch lekker. Verontrustend in plaats van geruststellend en veilig. George de Bataille refereerde ooit aan een orgasme als �de kleine dood�, en ik weet precies wat hij bedoelt. Ik ga een beetje dood, telkens wanneer ik mezelf tot hoogten probeer op te zwepen, die een ode aan de liefde behoren te zijn. Ik sterf een beetje, telkens als ik me herinner aan hoe het was, en besef wat nu is. Ik sterf een beetje, ieder uur van iedere dag.

 

Meest gelezen

DigiGigi
Vorig artikel

Vermoorde vlinders

DigiGigi
Volgend artikel

Tussen hoofd en gevoel