MR was al weg, toen ik vandaag voor de tweede keer wakker werd. Gisteravond zijn we tot laat uit geweest, om mijn pas verworven kamer in een mooi, oud huis op een geweldige locatie in Amsterdam te vieren. Ik verkeer nu in de luxe positie dat ik twee kamers heb om over een dag of tien naar toe te verhuizen. Maar het huurcontract voor deze ruimte kan ik pas aanstaande dinsdag tekenen, dus tot die tijd houd ik mijn duimen gekruist, opdat er geen spaak in het wiel komt.
De bezichtiging heb ik gistermiddag alleen gedaan. Bij de vorige kamer heeft MR me vergezeld, maar omdat deze nieuwe woonruimte in een groot huis is, waar alleen maar werkende vrouwen wonen, en omdat het woensdagmiddag was en MR met JRR en JOR naar een schip in aanbouw wilde kijken ergens in de buurt van Zaandam, kwam het alle partijen beter uit om het zo te doen. Toen ik laaiend enthousiast terug kwam, helemaal vol van het prachtige glas in lood in de ramen en in de kastdeuren, de lichte ruimte, de hoge plafonds en de sfeer van het huis, dat met recht sprookjesachtig, zo niet hekserig te noemen valt, waren de drie mannen al weer terug van het uitstapje. Hun geschater kwam me tegemoet toen ik mezelf binnenliet, en de warmte van dat moment herinnerde me aan vroeger, toen thuiskomen bij mijn ouders maar vaker bij mijn grootouders een zelfde gevoel van geborgenheid en intimiteit opriep.
De logeerpartij bij MR valt alles mee. Gisteravond in het caf�, nadat we de jongens na het eten thuis hadden afgeleverd, hebben we lange gesprekken gevoerd over van alles, maar vooral over MR, over mij en over ons samen. We zitten op dezelfde golflengte, en sinds vorig jaar is er veel ten goede veranderd. Ik vind MR sterker geworden. En rustiger. Soms ben ik bang om hem te kwetsen, als hij zich zorgen maakt over mijn reacties ten aanzien van zijn betrekkingen met �de vrouw met wie hij wil trouwen�, zoals hij haar noemt. Want hoe prettig MR en ik het samen ook hebben, en hoeveel plezier we ook delen, ik zie nog steeds geen toekomst waarin MR en ik samen zijn. Ik hoop dat ik ooit nog eens weer tot over mijn oren verliefd op iemand kan worden. MR blijft, – hoe vaak ik hem daarin ook geruststel -, bang dat het me pijn doet als hij naar haar toegaat. Vroeger, toen MR en ik elkaar net kenden, was dat ook zo. Toen was de liefde die iemand voor mij voelde, een noodzakelijke bevestiging van de zin van mijn bestaan. Tegenwoordig zijn mijn eigen dromen, herinneringen en gedachten de zin van mijn bestaan, en zijn anderen daarin de slagroom op de taart.
Het is gek, hoe ik altijd iets anders wil, dan dat ik heb. Wat ik met MR deel is bijzonder. Maar op de een of andere manier is het te aards voor mij. Ik vraag me wel eens af, of er iets mis is met mij. Het is er allemaal; vriendschap, intimiteit, vertrouwen, begrip, het woordeloos verstaan van elkaar, seks, plezier, gedeelde interesses en inmiddels ook gedeelde herinneringen. We kunnen eindeloos bomen, maar even zo goed comfortabel stil zijn bij elkaar. Het is genoeg voor het nu, maar te weinig voor het later.
Vanmiddag waren we in het park met JRR. Gewoon zo�n luie nazomermiddag, waarin de kleur van het licht die specifieke tint heeft, die de laatste dagen van de zomer aankondigen. Bladeren aan de bomen beginnen te krullen en langzaam te verkleuren, en af en toe waait er een handjevol speels over het gras. MR leerde JRR hoe een pentagram getekend dient te worden, en terwijl zij ingespannen over mijn heksenagenda zaten gebogen, schoot ik foto na foto van vader en zoon, en dacht onderwijl na over onze gezamenlijke douche van eerder die middag, de voortzetting daarvan op de lakens en over de vraag hoe iets dat zo waardevol is, en haast vanzelfsprekend, toch onvoldoende kan zijn.
Het moet iets in de mensen zijn, dat we altijd door blijven zoeken naar complete vervulling. En even zo goed dat we die nooit zullen vinden. Soms zijn er uren, zoals vanmiddag, dat ik even niets meer te wensen heb, en simpelweg gelukkig ben in het hier en nu. Maar het grootste deel van de tijd ben ik op weg naar een onbekend doel.
Het kleine meisje, dat met haar vader een paar meter verderop in het park neerstreek, en met een roze bal uitnodigend naar me gebaarde en naar me lachte, alsof er een bijzondere verstandhouding tussen ons was, zette me aan het denken. Jonge kinderen doen dat vrijwel altijd naar mij. Lachjes in het voorbijgaan, enthousiaste begroetingen als ik op mijn steen voor het buitenverblijf van de chimpansees zit, naar me toe dribbelen en tegen me praten. Kinderen hebben iets met mij, en ik met kinderen. En dat in aanmerking genomen, is het gek dat ik zo zeker weet, dat ik nooit kinderen wil baren. Ooit was dat anders. Toen ik TZ ontmoette wist ik zeker dat ik hem als de vader van mijn kinderen wilde. Die gedachte was als een blikseminslag, want tot dat moment wist ik net zo zeker als nu, dat ik geen moeder wilde en zou worden. Nu vraag ik me wel eens af, of het niet willen inmiddels misschien iets te maken heeft met het feit, dat het met TZ onmogelijk was.
Ik heb geen verdriet meer om hem. Soms mis ik het gevoel dat hij me gaf, maar niet meer de man zelf. Af en toe doe ik een weemoedige graai in mijn herinneringen, en verlies me in wensdromen. Omdat er op de dagen dat alles een beetje tegenzit er geen heerlijker plek is dan het Land van Als.
MR is een poosje geleden naar een afspraak gegaan. Ik vind het heerlijk om even de tijd aan mezelf te hebben, hoewel ik niet het gevoel heb, dat we een privacy issue hebben momenteel. We hebben een tweepersoonsbed en televisie in iedere ruimte, en hoewel we de meeste nachten samen beginnen, gebeurt het nogal eens dat MR noodgedwongen mijn bed verlaat en naar zijn eigen vlucht, omdat ik te breeduit ga liggen. Op andere ochtenden worden we samen wakker en glimlachen we goedemorgen naar elkaar. Gek toch, hoe zo�n klein gebaar me bij TZ helemaal in vervoering deed raken, en ik er bij MR achteraf over na moet denken, hoe mooi die momenten zijn.