Het is een moeilijke weg terug. Ik ben zo bang. En zo verloren. Ik weet dat ik iets moet doen om de ijskorst te laten smelten. Twee weken lang ben ik in mijn Schaduwwereld afgedaald, en heb ik nauwelijks iemand gezien of gesproken. Ik ben aan huis gekluisterd geweest, en heb eindeloos veel geslapen en gedroomd. En nog veel meer gehuild.
Eigenlijk wil ik nog steeds niemand zien. Wil ik nooit meer iemand zien. Maar dat is niet helemaal waar. Eerder deze week kwamen JT en de kinderen me ophalen en zijn we een paar uur in het Bos van Blaauw geweest. JT en de kids, oh de kids, wil ik altijd wel zien. En KH, die veel te ver weg woont nu. Maar morgen stap ik gewoon de wereld weer in. En negeer het feit, dat ik me al maanden voel alsof ik door glas naar buiten kijk en niets kan aanraken, nergens echt aan deel neem. Nergens bij hoor.
Ik mis TZ. Ik mis hem zo verschrikkelijk dat ik er soms misselijk van ben. Ik heb uitgerekend hoe lang het is geleden. Vandaag twee jaar, twee maanden en eenentwintig dagen. Dat moet lang genoeg zijn. Lang genoeg om het niet meer te voelen. Maar zo is het niet. Het lijkt wel of er geen enkele remedie tegen deze pijn is. Ik voel het als ik wakker word, en het zeurt de hele dag door op de achtergrond. Alles is nog steeds doordrenkt met een laag verdriet, en zodra ik mezelf niet afleid met een van mijn talloze projecten, idee�n of andere denkdingen, dan overspoelt het me. Dus ren ik meestal maar door. En dus ga ik ook nog steeds af en toe door mijn hoefjes (zo zou TZ het noemen), en word ik levensgroot geconfronteerd met de au.
Het verwondert me, dat het niets in scherpte afneemt. KH zegt, dat het komt dat het niet afgerond is. Omdat het nooit afgerond kan worden. Dat het zo nu eenmaal gaat met dit soort liefde. Twee jaar, twee maanden en eenentwintig dagen. Die heb ik overleefd. Maar, als ik heel eerlijk ben, eigelijk ook niet meer dan dat.
Ik ben op zoek gegaan naar de oorsprong. Teruggegaan naar de chat room waar ik mijn onderdanige gevoelens ontdekte. Ik kwam er oude bekenden tegen. Een heleboel nieuwe mensen. Iets van het gevoel kwam langzaam terug. Ik herinnerde me weer hoe het was, toen. Hoe het voelde. De euforie maar ook alle onzekerheid. En ergens halverwege stond nu een muur. Verder terug dan daar kon ik niet. Omdat ik niet meer onwetend en na�ef ben. Omdat ik heb ervaren en de grootsheid en de mis�re heb meegemaakt.
Vrijdag vier ik mijn verjaardag. Ik heb de meeste van mijn oude en nieuwe vrienden en bekenden uitgenodigd. Een hele lijst. Ik heb pas van vier mensen gehoord, dat ze van plan zijn om te komen. En van vier anderen dat ze verhinderd zijn. De rest heeft taal noch teken gegeven. Dat maakt me verschrikkelijk onzeker. Soms denk ik dat ze allemaal een hekel aan me hebben. Soms vind ik het niet meer dan logisch, dat ik erg onbelangrijk ben en dan vraag ik me af waar de hoogmoed vandaan komt om te verwachten dat mensen op mijn uitnodiging zullen reageren. Dus ik vecht tussen hoop en een op voorhand tot mislukken gedoemde poging om mijn schouders op te halen en te beweren dat het me onverschillig laat. En daartussenin probeer ik uit te doctoren wat ik in vredesnaam in huis moet halen qua hoeveelheden eten en drinken.
Ik herinner me het feest in Vught. Hun trouwfeest. TZ was er. Alleen. Ik kwam samen met iemand anders aan. TZ en ik waren toen niet meer samen. We belandden in de tuin. En in elkaars armen. We gingen in zijn auto naar zijn huis. Alle twee uitgelaten. Heel blij. Ik droeg mijn �blote borsten corselet� en niets erover. Zo vanzelfsprekend, zo vrij in zijn gezelschap. Zo vrij�.