Tranen in mijn buik

2 maart 2002
3 minuten leestijd
319 gelezen

I don’t expect my love affairs to last for long. Never fool myself that my dreams will come true. Being used to trouble, I anticipate it, But all the same, I hate it… Wouldn’t you?(Evita)

Ik voel me zo alleen. Ik heb ze allemaal weer gezien. En het was ze opgevallen dat ik een paar weken niet geweest was. Ik werd gefeliciteerd met mijn verjaardag. Zes weken geleden of zo, werd ik 32. Verontschuldigingen voor het gemiste feest. Van zes weken geleden of zo.

Wie ben ik eigenlijk? Wat beteken ik in deze wereld? Wie mist me, als ik er niet meer ben? Mijn definitie van geluk? Tranen in mijn buik. Verwonderde blikken. Soms denk ik dat ik van een andere planeet kom, en per ongeluk en gehersenspoeld in dit tranendal ben beland.

Een ex-lover. Een jong, verliefd stel. Hij wil het meisje. Ik ook. Gewoon, omdat ze leuk lacht. Ik wil de jongen. Gewoon, omdat hij slim en gevoelig is voor zijn jonge jaren. Omdat hij me interessant lijkt te vinden. Uiteindelijk sluipen ze er samen vandoor. De voormalige minnaar en ik kijken elkaar aan. Zijn vraag; �wie gaat er met wie naar huis� schalt oorverdovend tegen de gracht. Ik grap over zijn Kronan. Hij vindt het te ver fietsen naar Oud Zuid. Ik ben opgelucht. En ook helemaal niet. Een half jaar na dato, vele drankjes, vele grappen en drie keer naakt samen ben ik niet langer een uitdaging. En omdat ik te ver weg woon nu, val ik zelfs niet meer in de categorie �comfortabel�. Van buurvrouw naar amusante lastpost.

Ik wil schreeuwen en huilen naar de maan. De winter uit, de zomer in. Ik wil zo verliefd, zo onbezorgd, zo vrij. Maar ik ben gevangen in mijn ervaringen. Ik kan de werkelijkheid nooit meer inruilen voor een sprookje. Al mijn dromen, al mijn toekomstverwachtingen gespiegeld in het hier in en nu. Niet meer dan luchtkastelen van ijle rook.

Ja, ik wil samen met hem bergen bedwingen. Met hem baden in de zee. Ik wil het leven van toen voor altijd, tot de hemel op mij neerdaalt. Maar dat is een liedje. Dat is niet het hier en nu. Ik wil weer in zijn auto onderweg naar de toekomst, glimlachend, zijn hand in de mijne. Onoverwinnelijk in onze dromen.

Ik ben verslagen. Ik ben knock-out gegaan. Ik weet niet waarom ik nog adem. Ik weet niet wat me op de been houdt. Vandaag sta ik weer hier, met in het vooruitzicht alleen ik, twee koffers en een richtingaanwijzer in een vreemde taal. Waarheen nu? Ik houd van Amsterdam. Maar de stad houdt niet echt van mij. Twee jaar later, en herinneringen voor een leven lang, heb ik niets, dan mezelf en mijn koffers. En het Ave Maria.

Hij belde op mijn mobiel. Terwijl ik stoer en onverschillig naar het cafe was gegaan. En een bekende dichter aan het schrikken had gemaakt met mijn hardheid ten opzichte van mannen. Ik word bitter. Het wachten. Altijd maar dat wachten. In een zijden en kort nachtgewaad. Zondermeer. Een beetje koud. Opdat ik de beloofde harde tepels zou kunnen waarmaken. Een uur na de afgesproken tijd was ik in staat om hem geknield op te wachten, zoals hij wenste. Toen wel. Daarvoor beslist niet.

Wie denkt hij wel dat hij is? Ik kniel voor niemand meer. Nooit echt meer. In spel. In de bezieling van het moment. Maar nooit meer omdat het als mijn plek voelt. Nooit meer in de totale verwondering en aanbidding van de schoonheid van zijn persoonlijkheid. Nooit meer omdat ik zinder met maar ��n verlangen; tot rust komen aan zijn voeten. Zijn voeten. Mijn thuis. Oh, ik mis hem zo. Soms vraag ik me af, hoe ik het heb volgehouden. Wat maakt dat ik in de ochtend uit bed kom, de tranen trotseer. Welk een magische bron is het, die me door de dag helpt, die me laat lachen en genieten, ondanks het verdriet. Zoveel verdriet.

Ik ben wie ik ben omdat ik heb verloren. Omdat hij mijn leven even heeft aangeraakt. Ik kan honderd jaar huilen. En na die honderd jaar, is er geen prins die me wakker kust. Enkel een doorweekt kussen in de eenzame beslotenheid van mijn ik.

Ik wil mijn minnaar houden. Hij is niet helemaal goed voor me. Maar hij maakt me aan het lachen. Hij maakt dat ik me deel van deze wereld voel. En hij heeft haast. Maar ook weer alle tijd. Hij kijkt niet op een jaar meer of minder. Dat is alles wat ik wil. Af en toe in iemands armen liggen en mijn voeten op de aarde zetten. Ik zweef. Ik ben losgeraakt. En niets, niets doet er nog echt toe.

 

Meest gelezen

DigiGigi
Vorig artikel

Steeds zachter…

DigiGigi
Volgend artikel

Geur versus woorden