Ik ben de hele week thuis geweest, met wat ik een griep noem. De symptomen waren hoofdpijn, koorts, krampen en spierpijn. Maar bovenal was ik vooral heel erg moe. Ik heb enorm veel geslapen, en ik heb nog steeds niet het gevoel dat ik uitgerust en fit ben. Het liefst zou ik er nog een week van niets doen en slaap tanken aan vast plakken, maar ik vind dat ik morgen weer op kantoor hoor te zitten.
Aan de overkant op de stoep is alweer een vuilnishoop gemaakt. In deze straat houdt niemand zich echt aan de regels, lijkt wel. Er ligt een kerstboom, een berg karton en daar tussen zweeft een ballon met felle kleuren en de tekst �welcome home� erop. Dat zien maakt me een beetje triest, en ik heb net besloten dat ik vind dat ballonnen niet op de vuilniswagen behoren te wachten maar weg moeten vliegen.
Mijn Amerikaanse vriend Lucifer nam contact met me op. Hij was benieuwd of ik onlangs nog iets van onze gemeenschappelijke vriendin KH had gehoord. Dat was niet het geval, en samen terug rekenend, kwamen we tot de ontdekking dat het een maand of vier geleden was dat ��n van ons iets van haar had vernomen. Ongebruikelijk lang, en daardoor werden we bezorgd. Op vrijdagavond had ik geluk, en slaagde er in om na een avond op de herhalingsknop van de telefoon te drukken, verbinding te krijgen. Alles was gelukkig prima met haar en de haren, en ze had het alleen maar erg druk. KH zit nu in een positie waarin er van haar verwacht wordt dat ze talloze sociale functies vervult, aan liefdadigheid doet en haar leven in dienst stelt van haar man. Ik stel me voor dat het vergelijkbaar is met de positie van een vrouw van een diplomaat.
Het was heerlijk om even met haar bij te kunnen kletsen. Ze nodigde me weer uit om te komen logeren, en aangezien ik nu eens �n vrije dagen te goed heb, �n vakantiegeld te goed heb, kan het maar zo zijn dat ik in februari een dag of tien naar haar toe ga. Het enige dat tussen mij en die trip staat is feitelijk, dat ik met het vliegtuig moet. Ik was al nooit zo gesteld op vliegen, en na de gebeurtenissen op 11 september jongstleden, ben ik ronduit bang om te vliegen.
Mijn moeder belde me wakker vanochtend met slecht nieuws. Het jeugdvriendje van mijn zusje is onverwacht overleden. Ze zijn even oud, en groeiden samen op. Het is jaren geleden dat ik OW heb gezien, maar toch raakt het me. Het heeft iets bizars om terug te denken aan iemand aan wiens leven een eind is gekomen. Bovendien is het natuurlijk ronduit tragisch dat een jongen in de bloei van zijn leven dood gaat door een reeks toevalligheden. OW had suikerziekte, en overleed toen hij een toeval kreeg terwijl hij alleen thuis was en toevallig in bad zat. Hij is verdronken. De begrafenis is morgen.
Als ik aan OW denk, dan denk ik automatisch aan mijn zusje. Aan alle stunten die ze samen uithaalden. Ergens is het vreemd dat ze als ze volwassenen niet meer met elkaar omgingen. Ze leken bij elkaar te horen. Die twee haalden echt kattenkwaad uit. Zo schepten ze eens de hele vijver van de vader van OW leeg, en vermoorden alles wat daarin leefde. Ze waren toen een jaar of zes, zeven oud en wilden controleren of de vijver echt op het plaatselijke kanaal uitkwam, zoals de vader van OW hen had verteld, in een poging om ze uit de buurt van de vijver te houden. In de winter daarop volgend, was onze vijver aan de beurt. Misschien nog steeds onder de indruk van de dode vissen van die zomer, wilden ze de vissen in onze vijver redden van een gewisse dood en kapten al het (beschermende) ijs uit de ondiepe vijver en openden zo de poort naar de vissenhemel voor ze.
In onze familie zijn talloze anekdotes zoals deze over mijn zusjes jeugd. Ik ken er geen over mij. Ik geloof ook niet dat ik kattenkwaad in die zin uithaalde. Ik was al erg jong helemaal verslingerd aan boeken en lezen. Ik schrok er altijd voor terug om streken uit te halen, en wist erg goed wat wel en wat niet hoorde.
Tja, en nu is OW niet meer. Ik kan het nauwelijks bevatten.
Dag jochie, vlieg en wees vrij…