Lieve Mars,
Je bent dood, en ik dacht dat mijn tranen nooit meer op konden drogen. Ik heb drie dagen bijna onafgebroken gehuild en ik ben even zo heel erg boos op je geweest. Ik vond het zo ongelofelijk stom van je, dat je in een plas water bent gaan staan en niet doorhad dat die koelkast naar zijn mallemoer was. Tot ik zelf op blote voeten voor mijn bijna lege Bosch stond, van het ene been op het andere hinkelend omdat het graniet koud voelde, en ik me realiseerde, dat ik schijnbaar niets had geleerd van jouw ongeluk. Natuurlijk zal ik nog duizenden malen en vaker op blote voeten voor een koelkast staan, gelukkig maar. En de kans dat ik net als jij casharms ga omdat ik een drankje probeer te pakken is zo goed als nihil.
Het was jouw tijd. Ik wil niet dat het jouw tijd is, en ik wil liever, oh zo veel liever, dat je terugkomt. Tot wij je naar je graf begeleiden, zal ik ook niet helemaal geloven dat je werkelijk weg bent gegaan. Tot dan zal ik willen geloven dat je misschien alleen maar schijndood bent en uit je kist op zult staan terwijl wij ons met behulp van dozen Kleenex door de ceremonie proberen te slaan. Ik zie helemaal voor me, hoe je dan eerst verbaasd en dan lachend vraagt wat we daar allemaal zitten te grienen, en hoe je in vredesnaam in een bed met zo�n slechte matras bent beland. Maar natuurlijk weet ik dat zo een wonder niet zal gebeuren. Hoewel, helemaal zeker weet je dat natuurlijk nooit.
Is het geen gek ding, hoop? Altijd weer hoop, hoeveel rechtse hoeken het leven ook uitdeelt, ergens vinden we altijd weer de hoop dat het beter zal worden. Dat er aan de meeste onzinnige en pijnlijke gebeurtenissen nog zin en rede is te ontdekken. Dat het allemaal voor een groter goed, een hoger doel is. Ik kan geen zin aan jouw dood ontdekken. Ik kan geen enkele reden bedenken waarom iemand als jij, zo�n prachtig, gevoelig en bewogen mens, met nog zoveel dromen en verwachtingen, en met de moed om achter die dromen aan te jagen en ze waar te maken, nu al in het Zomerland verwacht werd.
Sinds ik het nieuws hoorde, heb ik je overal om me heen gezocht. Ergens moest ik een teken zien te vinden, iets van je merken, horen, voelen, ruiken. Ik heb zitten vernikkelen voor het open raam, zodat je maar naar binnen kon, en ik heb ieder vogel die zich in mijn buurt waagde, nadrukkelijk aangestaard in de hoop dat jouw stem uit zo�n snavel zou komen of dat je me tenminste een hoofdknikje zou geven. Ik ben naar het Vondelpark gegaan en ik heb iedere boom die mijn aandacht trok voorzichtig bevoeld en bestreken omdat ik dacht dat je ziel zich daar misschien voor een poosje had verschanst.
Pas toen ik zondagmiddag je hand op mijn hart voelde, begon ik iets rustiger te worden. Toch duurde het tot vandaag voor het tot me doordrong. Ik hoef je niet te zoeken, want je bent in mij. En waar ik nu ook ga, daar ben jij ook. Je bent nog steeds waar je vanaf het eerste ogenblik dat wij elkaar hebben ontmoet bent geweest. Jij bent in mijn hart. Ik begrijp nu pas ten volle waarom ik je hand daar voelde. En nu voel ik me, vreemd genoeg, vooral gelukkig. Niet alsof ik boven op een berg uitgelaten sta te joelen, het is veel bedaarder en bedachtzamer dan dat. De liefde die ik voor je voel, die is niet gebonden aan de wetten van de natuur. Ik kan en ik mag mijn leven lang van je houden, of je er nu bent of niet. Dat is een grote geruststelling voor me. En die liefde, die zal er alleen maar voor zorgen dat ik nog meer liefde te geven heb, nooit minder, alleen maar meer.
Ik ben nog steeds heel verdrietig omdat ik je nu heel erg lang niet meer zal zien. Ik hield zo van je lach en van je stem. Van de gekke bekken die je kon trekken en van de manier waarop je mijn naam zei. Ik schrik nog voortdurend van de gedachte dat je gestorven bent en dan roep ik heel hard nee. Of ik praat tegen je foto en dan vertel ik je, dat ik je mis en dat ik wil dat je stante pede terugkomt. Nu en dan steek ik mijn hoofd onder de dekens omdat ik de stilte niet wil horen. Dan ben ik bang, dat ik er nooit aan zal wennen dat ik je niet meer kan bellen.
En toen ik het vandaag voor het eerst sinds lange tijd hard zag regenen, toen raakte ik in paniek. Ik bedacht dat zes meter onder de grond er niet voor zorgt, dat je droog zult liggen en dat er modder en slijk en vieze troep je kist binnen zal sijpelen. Je bent altijd zo schoon en netjes, en zo gesteld op lekker ruikende kleren. Ik kan de gedachte niet verdragen dat je mooie, warme, grote, sensuele lijf straks onder de grond zal liggen te rotten en dat er niets van je overblijft dan wat botten.
Ik geloof wel, dat het lichaam alleen maar het vervoermiddel van de ziel is. Misschien heb je nu al wel een ander uitgezocht en ben je al weer geboren en zijn er ergens op de wereld een stel ouders die niet weten dat ze De Das in hun armen koesteren, zoals ik je wil koesteren en vasthouden en troosten. En weet je, soms denk ik, dat je misschien wel in mij opnieuw geboren had kunnen worden wanneer ik die pillen niet al de volgende dag had genomen maar had afgewacht of we werkelijk een kindje hadden gemaakt. Zou dat niet prachtig geweest zijn, dat je jezelf opnieuw verwekt had?
We hebben zoveel over de dood gesproken in de dagen voor je vertrek naar Thailand. Ik weet dat je in reincarnatie geloofde en dat verzacht mijn pijn een beetje. Want ik denk, dat het na je dood er aan toegaat zoals je bij leven denkt dat het gaat. Dus ben ik erg opgelucht dat er in jouw idee�n geen nare dingen zoals hellevuur en woest enge visioenen voorkwamen. Ik denk dat het zo snel ging dat je als een kanonskogel bent afgeschoten naar het Zomerland en misschien helemaal niet doorhad, wat er gebeurde. Ik weet niet of dat goed of slecht is. Ik had het fijner gevonden als ik je hand in de mijne had kunnen houden en een stukje met je mee had kunnen gaan. Maar wie weet is dat een heel ego�stische wens. Ik wil graag geloven dat het zo voor jou het beste en het prettigste was, en dat je ergens bent waar je het beter hebt en waar je gelukkiger bent. Ik hoop dat je niet bang geweest bent. En nu jij al bent gegaan, ben ik er wat minder bang voor geworden.
Ik had nooit kunnen bedenken dat ik vandaag een brief aan jouw dode ik zou schrijven. Het plan was dat we samen een fles wodka zouden mixen en onbedaarlijk teut zouden worden. Bovendien wilde ik je natuurlijk verleiden. Soms werd ik midden in de nacht wakker en dan hongerde ik naar jou. Het zou een mooi gebaar zijn wanneer ik nu nooit meer wodka zou drinken, maar zaterdagmiddag heeft JZ me er al eentje gebracht als hartversterker. Misschien maak ik er wel een gewoonte van om telkens als ik de cocktail drink, jouw naam te noemen bij wijze van heildronk. �Op De Das�, zeg ik dan, �op die gekke, dode Das�. Ik denk dat je daar wel om zou moeten lachen. Of misschien volsta ik met alleen maar Das. Wie weet neemt iedereen het dan wel over en dan leef je eeuwig voort in de caf�s van Amsterdam.
Telkens als ik naar jouw foto kijk, dan besef ik dat ik ergens diep van binnen wist, dat ik je nooit meer zou zien. Op een gekke, onverklaarbare manier is het voor mij zo logisch en bijna vanzelfsprekend, en tegelijkertijd kan ik het niet begrijpen en weiger ik te geloven dat het echt waar is. Vanmiddag zag ik nog de Sjamanistische ketting die ik voor je wilde kopen als talisman. Nu kan ik me niet meer voorstellen dat ik twijfelde en er uiteindelijk van afzag, omdat ik dacht dat je het niet naast je ketting met je kruisje zou willen dragen. Stel je voor, dat het wel had gewerkt en je nu gewoon hier met me zat te slempen. Aan de andere kant, stel dat je de talisman had gedragen en toch dood was gegaan! Nu ja, waarschijnlijk zit het allemaal heel anders in elkaar en was er geen ontkomen aan je lot. Maar een rotstreek is en blijft het.
Ken je die wee�ge film �Message in a bottle?� Ik weet bijna zeker dat je het een draak had gevonden, en dat was het ook. De manlijke hoofdpersoon schreef brieven aan zijn overleden vrouw en daar maakte hij flessenpost van, die hij in de zee wierp. Dat ga ik ook met mijn brieven aan jou doen. Nu ja, een beetje. Want ik ga ze niet naar zee brengen of in een fles in een vijver in het Vondelpark gooien. In deze moderne tijd gaat de flessenpost gewoon het internet op hoor. Toen ik pas een internetverbinding had, geloofde ik in magische krachten op het web, en hoewel mijn hoofd zegt dat het nonsens is, heb ik toch de overtuiging dat de woorden die ik aan de wereld geef, verder zullen reiken dan alleen wat computerschermen en dat het je op de ��n of andere manier wel zal bereiken.
Weet je wat nu zo raar is? Ik ben de hele dag in een stemming om heel hard verliefd te worden. Dat past toch niet echt bij rouwen? Ik kan me op zich wel voorstellen dat het in de aard van de mensen zit om het leven te willen bevestigen wanneer de dood zich laat zien. Ik heb dat zelfs wel meegemaakt een aantal jaren geleden. Maar dit is iets anders dan zo�n rituele paringsdans. Het is net alsof ik me heb opengesteld in plaats van afgesloten.
Misschien is het een soort van Carpe Diem syndroom dat optreedt omdat ik met jouw dood word geconfronteerd. Ik vind het bijna niet kunnen, maar vanmiddag op straat had ik sjans met drie mannen. En als ik zelf in de spiegel kijk, dan zie ik een onopgemaakt gezicht met wallen onder mijn ogen en een verdriet dat van kilometers ver te herkennen moet zijn. Ik zou denken dat het meer dan genoeg is om iedereen op de vlucht te laten slaan. Eigenlijk wilde ik stiekem wel terug lachen en zo, maar dat is toch tegen elk decorum?
Aan de andere kant, jij zou wel de laatste zijn om me dat te verwijten denk ik. Je danste en zwierde zelf zo heerlijk aards door het leven. Gek joch. De ene dag zei je me, dat je me een leuke man gunde op wie ik heel erg verliefd zou zijn, en de volgende dag was je weer bang dat je me heel erg zou missen in Thailand en speelde je zelfs met de gedachte om de reis af te zeggen. En bij de Godin, wat wens ik me, dat je dat had gedaan.
Ik zou willen weten of jij het ergens hebt voorvoeld, dat je niet terug zou komen. Of al die heftige emoties tussen ons ook volgens jou daarmee verband hielden. Aantrekken en afstoten. Ik hoopte zo dat het tussen ons toch weer meer zou worden dan de �friends-only-modus� waar we vlak voor je vertrek ingestapt zijn. Ik durfde het niet te geloven, en heel soms waag ik het te denken, dat juist dit gebrek aan vertrouwen en mijn ontrouw aan wat ik werkelijk voelde, letterlijk de doodssteek is geweest. Wat ik dan prompt weer ijdel en hoogmoedig van mezelf vindt, en te zot voor woorden ook.
Ik heb in de laatste paar dagen voor je dood niets meer van je gehoord, en dat baarde me zorgen. Ik was bang voor zowel je veiligheid als dat je misschien toch die grootse verliefdheid had gevonden. Natuurlijk gunde ik je die. Meer dan iets ook. Omdat jij die wilde. Maar ik had gewoon liever gehad, dat je genoeg had gehad aan mij, zoals ik aan jou. Ik zou alle roze wolken van de wereld inruilen om bij jou te kunnen zijn.
Gigi