Brief aan Mars – III

28 september 2003
3 minuten leestijd
320 gelezen

Lieve Mars,

Vandaag is er geen stukje blauw in de lucht om kracht uit te putten. De grauwheid waarmee de wolken de wereld gevangen houden benauwt me. Het is alsof ik in de val ben gelopen en door hoeveel kleuren ik in mijn kamer ook omringd ben, zonder uitzicht op de hemel lijkt alles saai, leeg en dor.

Ik was vandaag een poosje in De Roos. Net toen ik een pentagram met een granaatje in het midden om mijn hals had gehangen, kwam er een man binnen die me aanklampte. Hij vroeg hoe het met me ging en zei dat het fijn was om me weer te zien. Maar ik wist zeker dat ik hem nog nooit had ontmoet. Hij gaf me een mentholsnoepje en zei toen: �Je overleden vriend staat hier naast je en raakt je steeds aan.� Ik wilde boos worden en huilen tegelijkertijd. Want ik heb je niet gevoeld, en dat doet pijn. Bovendien wil ik helemaal niet dat je hier op aarde rond blijft hangen. Ik wil voor jou dat je gelukzalig in de liefde en het licht rondwentelt en dat je geniet van mooiere kleuren, geuren en geluiden dan ik me ooit voor zal kunnen stellen. Ik wil aan jou denken, badend in regenbogen en liefelijke watervallen, omgeven door zacht en warm en behaaglijk.

Hier bij mij is alles precies het tegenovergestelde. Het is hard en koud en ongezellig en ik vind er niets meer aan. Ik kan maar niet warm worden vandaag. Ik zou moeten inpakken en opruimen voor de verhuizing, maar ik kan me er niet toe zetten. Ik ben moe zonder te willen slapen, want ik ben bang, dat als ik te vroeg in droomwereld onderduik, dat ik dan de nacht moet doorwaken. Hoewel het donker waarschijnlijk beter te verdragen is dan deze grijze sluier.

Ik verlang zo naar je. Ik lees maar steeds je E-mail opnieuw en dan denk ik aan al die dagen dat je nog leefde en ik je aan kon raken. Ik wilde dat de tijd zoiets als de zee was, en dat je steeds maar weer onder een golf door kon duiken om terug te keren naar een plekje in de geschiedenis. Ik zou het niet erg vinden om voor altijd in dezelfde minuut van de tijd te moeten leven, zolang ik die zestig seconden zelf uit zou mogen kiezen. Dan zou ik teruggaan naar een van de avonden, waar we innig verstrengeld in elkaars armen lagen en bijna in slaap vielen. Daar zou ik voorgoed willen blijven, zo rustig naar je ademhaling luisterend en me zo warm, geborgen, begeerd en begrepen weten.

Mijn wereld is zo stil nu, liefje. Telkens als ik naar de korte geluidsfragmenten met je stem luister, dan barst ik in tranen uit en toch kan ik niet stoppen met ze afspelen. Maar je stem kan de stilte niet breken. Net zo min als de muziek in de cd-speler. Hoe ver ik de volumeknop ook open zet, de stilte blijft de bassen overstemmen. Het is gaan regen nu. Kleine, vieze motregen die mijn tranen niet bij kan houden. Ik heb alweer sokken aan, en een dikke trui en daarover heen mijn grote, zwarte sjaal. De verwarming staat te loeien en ik zit er bijna tegenaan en toch blijf ik koud. Ik heb het zo heel, heel erg koud.

Vandaag kan ik nergens een vrijplaats in mijn gedachten vinden. Al mijn herinneringen maken me verdrietig en iedere beweging die ik maak is doordrenkt met pijn van jou missen. Ik voel me duizend jaren te oud voor hier en ik wil weg.

Kom me halen zo gauw het kan?

Gigi

 

DigiGigi
Vorig artikel

Brief aan Mars – II

DigiGigi
Volgend artikel

Brief aan Mars – IV