Brief aan Mars – IV

1 oktober 2003
4 minuten leestijd
330 gelezen

Lieve Mars,

Over minder dan een half uur begint de kerkdienst met aansluitend de begrafenis van je resten. Ik heb gisteravond definitief besloten om daar niet bij te zijn. Nadat ik bloemen voor je had gekocht, toen had ik het nog even heel moeilijk. Die laatste tranen, die heb ik gehuild op een bankje aan de vijver. Ik keek naar het uitzicht dat jij kende van je schooltijd en ik herinnerde me hoe enthousiast je was toen bleek dat ik in een van de huizen woon, waar jij vroeger over dagdroomde.

In de gemeentetuin zag ik allemaal afgevallen blad, kastanjes en eikels, en een stukje verderop in een heg zoemde een leger vliegen lustig in hun voorbereidingen voor de winter. Dat tegen het zwakker wordende zonlicht en de geur rottend blad en van de aankomende herfst, deed me beseffen dat de cirkel rond is en dat ik niet naar je begrafenis wilde gaan. Ik heb vrede gevonden met jouw dood.

Het betekent niet dat ik je niet zal missen of dat mijn tranen nu opgedroogd zijn. Ik weet dat ik je de komende maanden in bijna alles wat ik doe zal missen. Ik zal de keren niet kunnen tellen, dat ik de telefoon op zal willen pakken om jou deelgenoot te maken van mijn ervaringen en ik zal nog heel lang schrikken van de gedachte, dat ik je niet meer aanraken kan. Maar dat alles is een bitterzoet verdriet dat zich stukje bij beetje in mijn hart nestelt en iedere dag een beetje zachter wordt.

Wat jij en ik hebben gedeeld was nog zo van ons. Zelfs wanneer we samen naar een caf� gingen, dan sloten we de wereld zoveel we konden buiten. Het voelt nu niet goed, om mijn verdriet wel onder de mensen te brengen tijdens een ceremonie, die me tegenstaat. Ik wil niet horen hoe jouw ziel aan een God gegeven wordt, waarvan ik niet geloof dat hij in die hoedanigheid bestaat. De God uit de Bijbel is wreed en wraakzuchtig, waar ik alleen maar Liefde en Licht kan zien. Ik geloof ook niet dat je op een plek zit die ze hemel noemen en waar je voor altijd blijft. Ik denk dat jij al onderweg bent naar je volgende incarnatie, en ik weet, dat het is wat jij zelf ook geloofde.

Als je niet aan het uitrusten bent, dan heb jij je ondertussen met vuur en enthousiasme in nieuwe ervaringen gestort. Daar in je kist, daar ligt niet meer dan de overblijfselen van dit leven. De kist is gesloten en niemand mocht je meer zien. Logisch, uiteindelijk ben je al elf dagen dood en je lijf is aan het ontbinden. Ik kan daar nu heel rustig over nadenken zonder het nog schokkend te vinden. Ik zou je in deze staat ook niet willen zien maar toch zie ik wel een schoonheid in hoe de dood deel uit maakt van het leven.

Het laatste dat ik nu nodig heb zijn psalmen en sprookjes. Ik wil ook niet ergens achteraan in een rij in ganzenmars langs je graf lopen zonder de tijd te kunnen nemen om op mijn manier en in stilte afscheid te kunnen nemen. En om eerlijk te zijn, ik wil mijn verdriet ook niet delen met allerlei mensen die ik niet ken en die mij niet kennen. Net zomin als ik deelgenoot wil worden van hun verdriet.

Dus is het goed zoals het is. De kerkdienst is nu begonnen, en ik schrijf een brief aan jou. Straks ga ik naar boven om in mijn nieuwe kamer te beginnen, precies zoals we samen zouden hebben gedaan. Jij hebt mij niet meer nodig. En ik ben aan het leren om jou niet meer nodig te hebben. Ik weet dat ik dat kan. Dat heb ik aan onze tijd samen te danken. Je hebt me een hernieuwd besef van het leven gegeven.

Ik ben nog nauwelijks begonnen met nadenken over de inhoud van dat weten. Het zal me nog heel veel tijd kosten om alles een plek te geven. Wat ik wel met grote zekerheid weet is dat ik me dankzij jou, door je leven en door je dood, weer naar het leven heb toe durven keren. Ik ben niet langer bang om gekwetst te worden en om pijn te ervaren. Ergens is daar ook een koppeling, een synchroniciteit te vinden met het vorige grote verlies, en de manier waarop ik daar mee om ben gegaan. Ik kan die nog niet onder woorden brengen maar ik voel dat het twee keer dezelfde levensles is, en ik hoop en ik geloof, dat ik deze keer veel meer bij mezelf kan blijven dan hiervoor.

Het is tijd voor nieuw nu, liefje. Ik weet dat je zou willen dat ik door ga, maar veel belangrijker dan dat is, dat ik zelf verder wil. Misschien zal ik nu en dan je graf bezoeken. Ik weet niet of ik behoefte zal krijgen aan iets tastbaars, een plek om je op te zoeken. Maar ik denk nu van niet, omdat ik je in mij meedraag. Dat is waar je de rest van mijn leven zult zijn. Dat is waar ik me naar jou zal wenden. En zo voelt het goed.

Dag jochie. Dag lief. Tot ooit.

In liefde,

Gigi

 

 

 

 

 

 

Meest gelezen

DigiGigi
Vorig artikel

Brief aan Mars – III

DigiGigi
Volgend artikel

Brief aan Mars – V