Op een kort regeltje in mijn virtuele brievenbus na, heb ik niets meer gehoord van de man die afgelopen weekend nog met mij oud wilde worden. Waar we elkaar normaal gesproken dagelijks spreken, heerst nu een ijzige stilte. Een stilte die ik ken, en die ik verafschuw.
Zonder dat het me verteld is, weet ik dat hij zich nu van het ene paar armen naar het andere paar armen slingert en verdoving zoekt in seks en drank. Als ik hem er achteraf over zou spreken, dan zou hij verhalen van de paniek die hem tot deze daden aanzette. Er zijn talloze geschiedenissen in zijn leven waarin hij op kritieke momenten op de vlucht sloeg. Hij vertelt ze keer op keer, en krijgt dan een machteloze uitdrukking op zijn gezicht. Dan is het alsof hij mij de toekomst voorspelt, en hoopt dat de voorkennis zal maken dat het minder pijnlijk zal zijn. Het is ook niet zo pijnlijk. Het is precies zoals ik dacht dat het zou zijn. Het is de genadeklap. Vanuit hier is er geen weg meer terug en geen weg meer vooruit. Het is voorbij. Mijn gevoelens bestaan alleen nog maar uit boosheid en een walging die groter is dan ik ooit heb kunnen vermoeden. Wat ik mooi aan hem vond, boezemt me nu afkeer in. Al wat ik hem verstond en begreep is verdwenen, en in me heerst leegte.
De liefde is verdwenen, opgelost als een luchtkasteel van ijle rook. Na drie lange jaren rest niet eens een hoopje as als bewijs dat het heeft bestaan. Wat overblijft zijn wat sporen, sommige al uitgewist. Het bed waarin we samen sliepen is verschoond en draagt niet langer zijn geur. De scheerspullen hebben vanavond toch de weg naar een vuilniszak gevonden. De kleren die ik voor hem had liggen er bovenop. De dekbedden waar zijn jongens onder heb geslapen liggen weer in de kast, te wachten op nieuwe logees. De lege plastic hulsjes van zijn medicijnen waarvan ik er altijd een aantal op de vloer terugvind, heb ik stuk voor stuk opgeraapt en tussen mijn vingers vermorzeld. De boeken in de kast, – waar hij er vaak ��n uit viste � staan weer keurig en gestoft in het gelid en zijn borsteltje voor de elektrische tandenborstel heb ik in de vijver gebonjourd. Zijn wodka heb ik ingeschonken en ik heb mijn glas denkbeeldig naar hem opgeheven.
De boosheid heb ik botgevierd op de hoofden van zijn twee minnaressen. Ik verwijt ze hun gebrek aan scrupules, zowel ten opzichte van hun eigen huwelijk als ten opzichte van wat hij en ik deelden. En toch heb ik er ook om gelachen. Want ik kon de ene berichten, dat hij net het bed van de ander had verlaten en nu onderweg naar haar was. Ik hoop natuurlijk dat ze net zo van die gedachte gruwt als ik deed, toen mijn hekseninstinct me ineens het scenario liet zien en ik er een uurtje later de bevestiging kreeg.
Ik ben niet trots op mijn wraakzucht, maar hemel, wanneer iemand mij het verhaal van de afgelopen drie jaren zou vertellen, dan zou ik hem of haar geruststellen en zeggen dat er aan ieders beheerstheid en incasseringsvermogen een einde komt. Ik heb het mijne bereikt en ik mag van mezelf een poosje aan mijn boosheid toegeven zonder me schuldig te voelen.
Over een week of twee, dan heb ik vakantie. We zouden samen gaan kamperen. Samen drie weken in een tentje tussen de hunebedden, die hij op het canvas wilde verenigen. Het is op een cynische manier amusant hoe mijn vakantieplannen altijd weer in duigen weten te vallen. Het voordeel is, dat ik nu niet langer zuinig hoef te zijn, – want uiteraard zou de vakantie vooral en waarschijnlijk alleen maar -, van mijn salaris bekostigd worden. Morgen trakteer ik mezelf op een bezoek aan mijn heerlijke, hele dure kapper en vrijdag gebruik ik mijn vrije dag om uitgebreid te gaan shoppen. Niets werkt beter om een verbroken relatie te bekrachtigen, dan een bezoek aan de kapper en nieuwe kleren.
De kogel is door de kerk. En in plaats van verdrietig, voel ik me onmetelijk opgelucht. Ik hoef niet langer voor hem te zorgen. Ik hoef me niet langer zorgen om hem te maken. Ik hoef me niet langer verdrietig te voelen, iedere keer wanneer hij de lakens met een andere vrouw deelt. Ze mogen hem hebben. Precies zoals ze wilden, mogen ze hem hebben.
Gisteren wilde ik nog oud met hem worden. Vandaag ben ik uit een ijselijk koude, kille, donkere en beklemmende kerker ontsnapt. Hier ben ik. Dit is mijn leven. Mijn leven. Helemaal van mij. Helemaal van mij alleen.