Zwartkopje balanceert gracieus op een tak en maakt onderwijl pikkende hoofdbeweginkjes naar het grote vijgenblad, waarop een plasje regenwater is blijven liggen. Het is eindelijk droog geworden en op het gras vallen nu en dan wat strepen zonlicht.
De boom heeft niet gebloeid. In de wijde omgeving is er geen tweede vijgenboom te vinden om de liefde mee te bedrijven. Toch draagt de boom groene vruchten. Ze zijn ontsproten aan de knokige, zwarte knoppen, die zich al voor het blad lieten zien. De boom put alle kracht uit de aarde, de lucht en het water en heeft geen zielsverwant nodig om ieder jaar groter en sterker te groeien. Ik weet niet of ik mijn vijgenboom in de tuin van de buren moet benijden of moet beklagen.
De stenen treden van de keukentrap, die naar de tuin leiden, zijn mijn toevluchtsoord geworden nu ik het in mijn kamer niet meer uithoud. Ik wil alleen zijn maar even goed drukt het tikken van de klok zwaar op mijn gemoed. Het hobbelige tuinpad is vol met kleine, gele blaadjes. Op boomstronken groeit mos en overal liggen afgebroken takken. De stekelige stronk van de Vogelkers leunt vertrouwelijk over naar de knorrige Hulst. Onkruid tiert welig en brandnetels versperren het pad. Klimop kronkelt zich een pad langs bomen en struiken en is in voortdurend gevecht met Vijfkruid. De stilte is gevuld met het gekwetter van tientallen vogels en wat verder klinkt het kwaak van een verontruste eendenmoeder.
Ik zie kleine open plekken met zwarte aarde en in mijn hoofd plant ik basilicum, rozemarijn, lavendel, oregano, tijm en citroengras. Achter mijn gesloten oogleden bungel ik in een hangmap tussen twee bomen. Bedekt onder een deken van verkoelend groen teken ik mijn verdriet in de wolken en ik kijk hoe de wind mijn schetsen verscheurt.
De schuttingdeur is al ettelijke malen opengezwaaid en dan stapt hij, in een oranje T-shirt en een blauwe broek die net boven zijn kuiten en sneakers eindigt, de tuin binnen. Hij ziet eruit alsof de tijd nooit vat op hem zal kunnen krijgen. Met de wind over mijn ziel zit ik te wachten op de thuiskomst van een geliefde vreemdeling die hier nooit heeft gewoond.