Zuidwest

1 februari 2004
3 minuten leestijd
361 gelezen

De Zuidwesterstorm is eindelijk gaan liggen. De harde wind stootte haar hoofd twee nachten langen tegen mijn oude huis en inspireerde het balkonmeubilair tot vlieglessen. Ik word ontzettend opstandig van storm. Het beukende geraas waardoor muren, daken en sponningen beginnen te kermen en kreunen en glas vervaarlijk begint te rinkelen maakt me opgewonden en gespannen. Ik wil dan naar buiten om me op te laten tillen door de wind en me naar een andere plek te laten voeren om helemaal overnieuw te beginnen met mijn leven. Maar natuurlijk blijf ik getrouw de waarschuwingen thuis, zodat ik niet door een dakpan of bezwijkende boom wordt getroffen en in gedachten roffel ik met mijn vuisten tegen de deuren die me gevangen houden.

Het voorjaar is vroeg dit jaar. In de tuin draagt een kleine boom al een voorzichtige roze kroon en in verschillende anderen laten kleine, omschilde knoppen zich al zien. De groene parkieten kreten iedere ochtend een geestdriftige begroeting naar de stad en zelfs als het duister al invalt, brieven merels nog de signalementen van de buurtkatten aan elkaar door. De viooltjes op het balkon hebben de hele winter gebloeid en beginnen hun wieg te ontgroeien. Ik kan nauwelijks wachten om mijn kruidentuin op de brede dakrand te maken en om het balkon vol te zetten met lavendel. Tegen de muren komen grote potten met kiwi en druif en aan de balustrade potten met bamboe omdat die zo prachtig ruist in de wind. In de hoek, met het gezicht op het zuiden, komen twee zonnebedden naast elkaar te staan en ik ga een cementton omtoveren tot een vijver met een fonteintje en misschien goudvissen. Ik verheug me op vroege ochtenden met koffie en lange zondagen met ros� en boeken op het balkon. Maar het is pas februari.

Hij belde ruim een week geleden op mijn verjaardag. Stiekem hoopte ik dat hij het niet zou vergeten maar ik rekende erop dat hij het wel zou doen. Na twee weken stilte was ik tot de conclusie gekomen dat hij het zachtjes dood wilde laten bloeden tussen ons. Met de stem van de Manager in mijn oor zat ik op de koude keukenvloer en verwonderde me dat hij eigenlijk bijna altijd het tegenovergestelde doet van wat ik verwacht dat hij gaat doen. Aan het eind van het gesprek trokken we onze agenda’s en maakten een afspraak voor een etentje.

Sindsdien wisselen we spannende tekstberichten, E-mail en foto’s uit. Hij heeft al vier keer gebeld. We delen fantasieen en hitsen elkaar zo op, dat ik er buikpijn van krijg. Ik voel voortdurend een aandrang waarvan ik niet kan bepalen of het geilheid is of het signaal dat ik moet plassen. Hij is stoerder dan ik hem kende. Als hij me belt word ik verlegen en bloos ik van de toon in zijn stem. “Wacht maar, ik heb je binnen vierentwintig uur”, schreef hij in het laatste tekstbericht. Hij wil me vastbinden, pijn doen en liefkozen, en ik popel om me aan hem te onderwerpen.

Aan de omstandigheden is niets veranderd. Hij is nog steeds drukbezet en voortdurend onderweg. En ik ben nog even ongeduldig en nog even slecht in afwachten. Maar we zijn alle twee een beetje veranderd in onze houding naar elkaar toe. Hij laat me op allerlei manieren weten dat hij naar me verlangt. En ik heb de zwaarwichtigheid en mijn verwachtingen losgelaten en daardoor kan ik hem speels, blij en ontspannen tegemoet treden. Ik heb bevestiging en concrete afspraken nodig en dat geeft hij nu. Ik denk dat we alle twee het gevoel moeten hebben dat we vrij en onafhankelijk zijn, en in feite niets aan de ander verschuldigd zijn, behalve datgene wat we vrijwillig en uit ons zelf willen geven.

Nog even, en dan is hij hier.

 

Meest gelezen

DigiGigi
Vorig artikel

Drie is niet teveel

DigiGigi
Volgend artikel

Brief aan Mars – VII