Hij kijkt me met bijna geschokte verbazing aan. We liggen naakt en tijdelijk voldaan tegenover elkaar. Ik kan een blos van schaamte maar ternauwernood onderdrukken. Hij heeft natuurlijk gelijk. De manier waarop de Manager me behandelt gaat alle perken te buiten en dat ik me dat aan laat leunen is te zot voor woorden. Maar op de een of andere manier dringt het pas goed tot me door, nu een andere man dat gedrag ook veroordeelt. Hij maakt me aan het lachen zoals hij liefkozend op me moppert.
Ik verdedig de Manager en vertel Toyboy dat ik tamelijk teut was, die bewuste avond. Dat levert me een pets op mijn billen op. “Dat doet er niet toe. Je reageerde op de dingen die hij heeft gedaan, en wat mij betreft had je woest moeten worden en hem niet eens meer binnen mogen laten. Je blijft veel te lang lief.” Hij legt me uit, dat het simpelweg onacceptabel is om zo laat op een afspraak te komen, die al een week eerder gemaakt is. “Het zou iets anders zijn wanneer hij impulsief besloot om je te willen zien maar als je in zijn agenda staat voor een uur of tien, dan is het belachelijk dat hij eerst gaat eten en stappen met vrienden en pas om een uur ’s nachts op de stoep staat.”
Hij wil weten waarom ik niet boos ben geworden. Ik ben slecht in boos worden. Ik bereik pas het kookpunt als ik overloop van opgekropte teleurstellingen en gekwetstheid, en dat vind ik dan zo verwerpelijk van mezelf, dat ik mezelf daarvoor veroordeel en bijna automatisch het gedrag van de ander goed praat. Maar nu zowel Toyboy als JT, JZ en JC me erop hebben gewezen dat boos worden de voor de hand liggende reactie was geweest, begin ik me af te vragen of ik dat niet eens zou moeten leren.
Ik heb Toyboy niet eens durven vertellen hoe de Manager, terwijl ik een verhaal aan het af steken was, ineens opstond en me onderbrak door zijn pik bijna in mijn mond te dwingen. Laat staan dat ik het op dat moment wilde beschouwen als een foute inschatting op het gebied van erotische machtsspelletjes en niet als een wrede, vernederende, respectloze en totaal egoistische daad. Inmiddels ben ik zover, dat ik het alleen nog maar zo kan zien. Hij is dertig en intelligent genoeg om het verschil te weten en te kunnen inschatten. Bovendien heeft hij er tot op de dag van vandaag, ruim een week later en nadat ik hem erop heb gewezen hoe ik dat heb ervaren, geen enkele verantwoordelijkheid voor op zich genomen noch zich ervoor verontschuldigd. Hij is er die nacht vandoor gegaan en hult zich sindsdien in stilzwijgen.
Een week is lang genoeg. Lang genoeg voor mij om me te realiseren dat ik feitelijk al na zijn vakantie in Brazilie wist wat ik nu weet en dat ik in de maanden daarna alleen maar heb geprobeerd om mijn ongelijk daarin te krijgen. Ergens rond die tijd realiseerde ik me, dat hij nog heel erg in het stadium is waarin hij vertelt wie hij wil zijn, maar zichzelf eigenlijk nog maar slecht kent. Hij schreef me ooit, dat hij veel beter is in geven dan in ontvangen, maar in werkelijkheid is dat nog precies omgekeerd. Hij neemt maar hij laat niets van zichzelf zien. Hij heeft zich zo in zichzelf opgesloten dat er nergens een zacht plekje te vinden is. Hij heeft iets liefs maar leeft vastbesloten liefdeloos.
Ik weet niet waarom ik hem zo graag anders wilde zien dan hij in werkelijkheid is. Misschien omdat ik nog steeds met mijn toverstokje wil zwaaien en de wereld, – mijn wereld – beter wil maken. Misschien omdat ik in hem pijn heb herkend die ook in mij zit. Misschien omdat hij me aan Mars deed denken. Maar wat het ook was waardoor ik van hem ging houden, nu is het weg.