Dat wil ik

23 juni 2005
2 minuten leestijd
349 gelezen

Het is zomer in Oud Zuid. De Italiaanse ijscoboer rijdt door de straten en kondigt met het typisch tingeltangelmuziekje zijn komst aan. De parkieten maken krijsende duikvluchten naar de vruchten van de pruimenboom. Het water in de vijver staat stil en alleen de schaduwen van de eenden bewegen traag over het water. De tegels op het balkon zijn veel te heet onder mijn blote voeten en de munt koestert zich in de zon terwijl de rest van de kruiden de hoop op een toekomst heeft opgegeven.

Het lome vakantiegevoel dat ik de afgelopen week op Terschelling opdeed is nog niet geweken. Mijn hoofd is leeg en vrij en ik heb geen zin om me ergens druk over te maken. Ik wandel rond in een staat van voortdurend schouderophalen en lach om alles en vooral om niets. Ik beweeg me vertraagd voort en geniet van de zon, de warmte en de zinnelijke belofte van een lange nacht. Ik heb trek in koude wijn en hete tapas. Ik wil met mijn voeten in de gracht bungelen en de mensen voorbij zien trekken. Me met een schrijfblok onder een boom verschansen en zo maar voor me uit dromen.

Ik wil terug naar de zee. Weer op een landtong zitten, ver genoeg van mensen om me alleen en ongestoord te wanen en om mijn gedachten loom weg te laten glijden op de gouden glinsteringen van de zachte golfslag. Terug naar de weilanden die de geur van lavendel ademen en terug naar de hemel die zich in het oneindige uitstrekt en nergens door torenflats wordt gedwarsboomd. Ik wil weer in het bos zijn waar de schemering invalt en de vogels die ‘ Mimi Cry’ begeleiden me tot tranen ontroeren. Ik wil het zand onder mijn voeten voelen en tikkertje met verlos met de branding spelen. Ik wil terug.

Voor het eerst sinds ik in Amsterdam woon denk ik na over weg gaan. Ik droom over een schip en over verre landen bezoeken. Over lange treinreizen naar onbekende plaatsen. Over vreemde talen, geuren en geluiden. Over al mijn spullen weer wegdoen en los van alles en iedereen te zijn. Mijn koffers te pakken en domweg te vertrekken. Misschien een baan in het buitenland zoeken. Ergens naar toe waar het niet zo stinkt naar uitlaatgassen. Waar minder haast en minder moeten is. Een land waar je ’s middags een dutje mag doen en waar een glas koele wijn bij de lunch vanzelfsprekend is. Waar het meestal warm is en is waar geen kerst gevierd wordt.
Maar voor vanavond wil ik alleen maar een minnaar. Zo eentje die vol impulsieve invallen zit en door de straten danst. Zo’n lekkere, grote man met een vlotte en intelligente babbel, brede gebaren, lachrimpels en een onweerstaanbare schaterlach. Zo eentje waar ik blij van word en waarmee ik onbezorgd gek kan doen. Ik wil gieren van het lachen en samen een lange neus naar de rest van wereld maken. Ik wil met een bootje over de grachten varen met een fles koude rose en de hele, lange zwoele zomernacht tot het ochtendgloren meemaken om dan ergens in de schaduw in slaap te vallen tot de zon ons weer wekt. Dat wil ik.

Vorig artikel

De wet van leven en dood

DigiGigi
Volgend artikel

Eindeloze Deining