Hemelpost

17 augustus 2005
3 minuten leestijd
349 gelezen

Lieve Mars,

Het is nu twee jaar geleden dat we elkaar ontmoetten. Zonder dat ik op de kalender hoef te kijken en zonder dat ik er ook maar een bewuste gedachte aan hoef te wijden, weet ik precies waar we waren en hoe we waren. Alsof herinneringen een leven van zichzelf hebben. Nu en dan mis ik het dat niemand jouw naam ooit laat vallen. Dat er geen anekdotes over jou de revue passeren. Soms wil ik bovenop de wereld klimmen en jouw naam schreeuwen. Maar niemand zal me horen. En jij blijft maar zo hartverscheurend dood.

Hartverscheurend, dat is een mooi woord, vind je niet? Dat je er niet meer bent heeft me verscheurd. Het is lastig om dat aan anderen te vertellen. Ze begrijpen het niet. En ik kan het niet uitleggen. Ik bots telkens tegen hun ratio en hun clichés aan. In de ogen van sommigen ben ik een beetje gek. Of niet in staat om met mijn problemen om te gaan. Ik kan niet loslaten, zeggen ze over mij. Ik neem ze dat niet kwalijk. Het maakt me alleen maar een beetje eenzaam.

En sinds je overlijden vind ik het moeilijker dan ooit om daarin te berusten. Ik was ook eenzaam voor ik jou ontmoette en ik wil niet zeggen dat het toen eenvoudig was, maar het was toch gemakkelijker. Want ik kende je niet. En ik wist niet dat een ander mens het gat in mijn ziel op kon vullen. Alsof die gapende, donkere ruimte er nooit was geweest. Nu weet ik het. Maar heel vaak wil ik het veel liever niet weten. En nog vaker wens ik dat anderen het wel zouden weten.

Maar hoe leg je het uit? Hoe deel je iets met anderen dat ze niet kunnen voelen? Wanneer ze nooit iets vergelijkbaars in hun leven hebben gekend? Hoe vertel ik iemand dat ik je kende vanaf de eerste kus die we wisselden? Niet omdat ik alle details en feitjes van je leven wist. Die heb ik nooit geweten. We waren onszelf en we waren elkaar. Ik kende na een paar kussen je boosheid, je pijn, je angst, je liefde, je zorgen, je verlegenheid, je grilligheid, je nukkigheid, je dromen. En je was allesbehalve alleen maar lief. Maar ik had je lief. En jij had het mij.

Ik geloof niet in onvoorwaardelijke liefde. Toch is dat het woord dat bij me opkomt als ik aan ons denk. We konden ruzie maken en heel erg boos op elkaar zijn maar dat veranderde niets tussen ons. Jij mocht woest zijn. Ik mocht woest zijn. Jij mocht janken. Ik mocht janken. Je was niet bang voor mijn demonen en ik niet voor de jouwe. En dus bevochten we die van elkaar. Voor elkaar. Dat mis ik het meest van alles. Hoe gek ik ook deed, je bleef me lief vinden. Het maakte niet uit of we samen waren; je was er. Ik was er. Nu nog word ik het meest verdrietig als ik terugdenk aan het gesprek dat we daarover hadden. Hoe je letterlijk hebt gezegd dat alleen de dood dat zou kunnen veranderen. Ik wist dat het waar was. Niet dat het zo afschuwelijk snel waar zou worden.

Nu is het twee jaar later. Ik kan nauwelijks geloven dat het al twee jaar later is. Verdomme Mars, je bent al bijna twee jaar dood! De tijd is omgevlogen en toch ook weer tergend langzaam gegaan. En ook na al die maanden ademt de stad jouw naam nog. Ik krijg nog steeds een brok in mijn keel als ik langs de straat fiets waar jij woonde. Soms sla ik af en dan rijd ik heel langzaam langs je deur. Dan fantaseer ik dat ik afstap en als ik dan aanbel maakt de tijd een zwieper terug. Ineens ben je er weer. Ben ik er weer.

Merkwaardig genoeg mis ik soms ook de eerste maanden na je dood. Mijn leven was een stuk simpeler toen. Ik hoefde alleen maar te overleven. In de wereld om me heen ontdekte ik zoveel schoonheid. De kleuren waren mooier en veel intenser. Geuren waren scherper en lekkerder. Ik was zo verdrietig maar daarin lag, gek genoeg, ook een soort vreugde besloten.

Het klinkt misschien raar maar soms is het net alsof ik langzaam uitgevaagd word. Ik geloof nog steeds in de liefde maar ze zeggen dat ik in sprookjes geloof. Dat ik te romantisch ben. Ze zeggen dat ik te hoge verwachtingen heb. Ik weet dat ze ongelijk hebben. Maar telkens als ik weer iemand tegenkom die er niet in gelooft, telkens als ik iemand ontmoet die aan de liefde twijfelt, telkens als ik tegen hun angst en telkens als ik tegen hun ontkenning aanloop, dan is het alsof er een stukje ik word uitgegomd.

In liefde,
Gigi

DigiGigi
Vorig artikel

Tijd is de openbaring van verandering

DigiGigi
Volgend artikel

Dag wijfie