“Maar je geeft toch niet zomaar op? Je gaat er toch wel voor vechten, zo’n powerchick als jij?”, vraagt ze me. Ik moet schateren om het krachtkippetje en klapper met mijn denkbeeldige vleugels. Ik ben geen vechter. Ik ben een creator, gespecialiseerd in het uitbuiten van de beperkte middelen die zich binnen mijn realiteit aandienen. Op een vlot van harmonie en rust drijf ik op de – na jaren – eindelijk gekalmeerde oceaan van mijn levenstranen. De leegte om me heen is niet langer bedreigend maar biedt inmiddels een veilige ruimte om te scheppen en te creeren.
Ik ga niet meer knokken voor iets waarvan ik op onzachtzinnige wijze heb geleerd, dat het niet veroverd kan worden omdat het pas waarachtig en zuiver is, wanneer het wordt geschonken. Alles wat in de liefde met strijd gewonnen wordt, is per definitie ongelijkwaardig, en in potentie zelfs denigrerend en destructief. Met waarlijk liefhebben heeft het niets van doen. Waarom zou ik nog weemoedig en mistroostig aan de voet van een ruine het mos tussen de tegels wegschrapen, nu ik weet dat ik niet meer nodig heb dan aarde, water, lucht en vuur om stenen te bakken waarmee ik een toren kan bouwen om de nog onverkende hoogten te bereiken? Ik, en ik alleen, kan ether vertegenwoordigen, het 5e element dat alles verbindt, en gesymboliseerd wordt door het pentagram dat ik sinds de dood van Mars als talisman draag.
Ach Mars. Mijn lieve, prachtige, levenslustige Mars. Soms bekruipt me een bijna-schuldgevoel omdat ik zoveel heb geleerd van zijn dood. Dingen over liefde, verdriet en angst die ik op geen enkele andere manier, tenminste niet zo snel, had kunnen leren. Ik ben niet langer bang om bang te zijn. Net als liefde en verdriet, is angst niet meer dan energetische klei die ik met geduld en toewijding kan kneden tot de mooiste, gladde en zachtste vormen.
Ik heb lang geleden eens geschreven: “Alles komt voort uit ofwel liefde ofwel angst. Het is de kunst om voor de liefde te kiezen en de angst te overwinnen. Dat is een levenstaak in zichzelf.” Maar het gaat er niet om de angst te overwinnen. Het gaat er om de angst onder ogen te komen en te transformeren van vijandelijk obstakel tot vriendelijke raadgever. Want angst is voor alles de duidelijkste en meest betrouwbare routeplanner in het leven. Het geeft niet alleen precies aan wat we willen verwerven, maar ook welke waarde het voor ons heeft.
Dus ja, ik ben bang voor deze verliefdheid. En ik wil echt niet hardop uitgesproken horen worden, wat ik allang weet. In mij kriebelt het en ik wil niets liever dan me in zijn armen storten. Maar ik ga toch geen aanloop nemen terwijl ik denk dat hij in plaats van die wijd voor me te spreiden, doodleuk een stap opzij doet? Om met Lambik te spreken: “Ik ben natuurlijk wel goed maar niet gek.” Dat is net zo stom als midden op de spoorrails gaan staan en toch hopen dat de aanstormende trein je zal missen. Het gaat zonder twijfel om juist deze man. Om wie hij is, hoe hij eruit ziet, hoe hij ruikt, hoe hij praat en wat hij zegt. Om hoe mijn vingers uren later nog tintelden toen ik laatst in het overvolle Club 8 bij het passeren onbedoeld zijn buik streelde. Om hoe hij lacht, en hoe blij ik daar van word. Toch gaat het niet alleen om hem als deze unieke persoon, maar ook om wat hij vertegenwoordigt en waar hij symbool voor staat.
Na een levenlang van vaak verrukkelijk wilde, meestal best lieve en goedbedoelende maar uiteindelijk toch altijd oneerlijke macho’s, (ja, ook mijn lieve dode Mars was er zo eentje) blijk ik plotseling al heel lang verliefd op iemand die juist de betrouwbaarheid, stabiliteit en rust zelve is. Ik wil iets verwerven, en ben op voorhand bang het kwijt te raken, waarvan ik eigenlijk altijd heb aangenomen dat het juist was wat ik per se niet niet wilde – ook vooral niet mocht willen. Dat verwondert me, en het stemt me bovenal verschrikkelijk vrolijk.
Dat ik na alles wat ik voor mijn kiezen heb gehad, nog echt verliefd kan worden, is een onverwacht kadootje. Dat ik het bovendien al zolang ben op een van de ‘good guys’, en al die tijd de ‘bad boys’ van mijn lijf heb weten te houden, kan bijna niets anders betekenen dan dat ik mijn belangrijkste overlevingsmechanisme heb ontmanteld; of tenminste in de eindfase van dat proces zit. Ik ben er altijd vanuit gegaan dat ik minimaal de rest van mijn leven nodig zou hebben dit in mijn jeugd ontstane en destructieve patroon te tackelen, en vooral dat ik dat in mijn eentje moest doen.
Als ik nu rondkijk in mijn solitude, weet ik: er is niets meer dat me hier werkelijk aan bindt. Ik kan iedere dag opnieuw vol overtuiging kiezen voor dit bestaan, en het heerlijk vinden in mijn eentje, maar ik kan nooit meer beweren dat het door noodzaak afgedwongen is. En ik mag dan bibberen voor deze verliefdheid, en zijn afwijzing liever niet willen horen: ondertussen heb ik me wel door mijn allergrootste angsten heen geleefd. Want ineens ben ik niet langer bang dat ik mijn eventuele kinderen of partner zal beschadigen, omdat – en zoals – het mij is overkomen. Ik hoef niemand nog langer tegen mij als potentieel gevaar in bescherming te nemen. Het is ineens niet langer waar, domweg niet langer waar, dat ik niet geschikt ben voor vaste relaties, voor samenwonen, trouwen of zelfs kinderen krijgen. Alles ligt plotseling helemaal open, ik kan, mijn wereld op zijn kop, zomaar ieder pad kiezen dat ik wil. Dat vind ik nu nog even nauwelijks te bevatten en doodeng. Maar ach, ik volg gewoon de bordjes wel.