Passages 2

5 mei 2011
4 minuten leestijd
1.1K gelezen

Ze draait zich van de bar af om naar buiten te kijken, precies op het moment dat hij van zijn gele Kronan springt. Hij smakt zijn fiets met een ongeduldig gebaar tegen een Amsterdammertje en steekt zijn arm naar haar omhoog. Zijn gezicht splijt open in een wijde grijns en dan weet ze zeker dat dit de man is met wie ze via Lycos heeft afgesproken. In vier grote passen steekt hij de Prinsenstraat over en maait in zijn haast bijna een meisje van haar fiets. Hij verontschuldigt zich met luide stem en jolige gebaren, en zijn schaterlach om haar pinnige reactie echoot nog na in het smalle, met klinkers gelegde straatje wanneer hij De Klepel binnenstapt.
Hij legt zijn hand op haar schouder, zoent haar wang alsof hij nooit anders heeft gedaan en schuift op de lege kruk naast haar. “Wat drink jij, schatje?”, vraagt hij terwijl hij de barman al wenkt. Hij bestelt hun drankjes in onvervalst Amsterdams. Zijn accent klinkt nog nadrukkelijker en totaal misplaatst in het wat elitaire café door de sportieve kleding die hij draagt; een losvallend wit sportshirt met een zwarte streep op de borst, een soort zwarte trainingsbroek en sneakers. Hij zit een beetje onderuit gezakt en met zijn ellebogen uitgestoken op de bar. Aan zijn linkerarm prijkt een smal gevlochten, zilveren armbandje. Zijn hoofd heeft hij glad geschoren. Hij fronst als hij vertelt dat hij kaal begint te worden en daarom maar een tondeuse heeft gekocht. “Geen halve maatregelen, nooit halve maatregelen nemen hoor, schatje”, grinnikt hij. Wanneer hij lacht, valt zijn gebruinde gezicht in vriendelijke, diepe plooien; vier groeven aan iedere kant, die van zijn kraaienpootjes naar zijn mond lopen. De lijntjes rond zijn mondhoeken tillen zijn konen omhoog en wekken de suggestie van kuiltjes in zijn wangen. Hij heeft grote, witte tanden die hij veel en stralend bloot lacht.
Hij neemt een grote slok van zijn biertje en begint te ratelen. Vertelt over vrienden alsof het ook de hare zijn. Haalt gebeurtenissen en anekdotes aan alsof ze er bij is geweest. Beduusd grijpt ze terug naar de les communicatievaardigheden die tijdens haar middelbare schooltijd ooit als een samengevat puntenlijstje in haar geheugen is opgeslagen, en dat daar nog altijd als een spiekbriefje ligt te wachten op verwarrende situaties als deze. Armen niet over elkaar vouwen, neem een aandachtige toehoorderpose aan, knik regelmatig, maak instemmende geluiden, maak van zijn laatste zin een vraag als hij stil valt, glimlach veel en aanmoedigend. Al snel zit ze er helemaal in. Registreert op de automatische piloot zijn verhalen en markeert met denkbeeldige tabs de stukjes informatie waar ze later misschien meer over wil weten. Ondertussen observeert ze hem aandachtig, probeert hem te plaatsen.
Hij is beslist niet haar type. Hij houdt van houseparties, van Ajax en van Andre Hazes. Zijn platte dialect kwelt haar oren. Hij is werkeloos, natuurlijk is hij werkeloos. Een flierefluiter zonder boekenkast of diepgang, dat ziet ze zo. Gezellig en vrolijk is hij wel. En hij ruikt lekker. Schoon. Fris. Mannelijk. Met een ruk trekt hij haar van de barkruk en vangt haar in zijn armen. “Ga eens uit je hoofd, denkertje.” Hij kijkt op haar neer, en voor het eerst ziet ze de half strenge, half toegeeflijke blik die ze later het meest van alles zal gaan missen. “Jij en ik, we hoorden altijd al bij elkaar, we komen elkaar gewoon wat later tegen.” Zijn bijna fluister gaat over in de aanstekelijke bulderlach: “je went er maar aan. ”
Ze slikt de cynische vraag hoeveel vrouwen al voor die tekst zijn gevallen in. Weet ineens zeker dat hij die nog nooit eerder heeft gebruikt. Ze stapt dichter in zijn warmte. “Nou? Blijf je?”, vraagt hij met zijn lippen tegen het zacht van haar hals. Zijn vingers glijden over haar gezicht tot zijn duim zich achter haar oor scharniert en ze de lichte druk om naar hem toe te draaien moet gehoorzamen. De flanken van hun neuzen strelen elkaar met verkennende duwtjes. “Hoe kan ik niet”, ademt ze tegen zijn mond. Hij likt uitnodigend het kussentje van haar onderlip en cirkelt dan omhoog langs de contouren van rood. Haar armen nestelen rond zijn nek waar een van haar handen moeiteloos het gevoelige plekje onder zijn schedel vindt en de andere hoger klimt om over zijn gladde hoofd te aaien. Zijn vrije hand neemt het onderhuidse ringetje vlak boven haar stuitbeentje in bezit en de lange, slanke vingers herinneren zich feilloos hoe ze haar energie vanuit daar kunnen bespelen. Ze draait en kronkelt tegen zijn lijf in het ritme dat hij aangeeft en in zijn ogen ontmoet ze de brede lach die nu zijn mond niet aan kan raken. Ze laat hem plagend het puntje van haar tong zien. In een antwoord duwt hij de zijne zachtjes tegen haar gesloten lippen en daagt haar uit hem buiten te blijven sluiten zolang ze kan. Hij trekt een tartend spoor van haar oor langs haar hals omlaag en haakt zijn vingers dan plotseling ruw in haar haren. Zijn blik verstrakt tot waar hij van jongen een man wordt en daar bezwijkt haar speelse rebellie. Hij kust haar en ze kust hem terug. Het is de eerste kus. Het is de laatste kus. Het is alle kussen.

Vorig artikel

Passages 1

Volgend artikel

Passages 3