Eigen schuld, dikke bult en de liefde

24 oktober 2007
3 minuten leestijd
825 gelezen

Dat ik nog steeds verdriet heb om Mars, die toch al weer vier hele jaren kasseiwijlen is, moet ik op mijn eigen conto bijschrijven. Ik doe duidelijk iets fout, anders stortte ik heus geen tranen meer. Dat ik dol ben op een woestaantrekkelijke maar zeer getrouwde man, is een karakterfout die een potje pillen van de psychiater wel kan verhelpen en dat ik ronduit toegeef nog steeds dezelfde, grote liefde te voelen voor een aantal mannen, die allang geen rol meer in mijn leven spelen, is minimaal een ziekelijk gebrek. Allemaal eigen schuld met een heel dikke bult. Wat is dat toch in onze maatschappij, dat we zelfs op liefde en verdriet een standaardsjabloon willen leggen en iedereen willen dwingen in dezelfde pas en maat te lopen?

Directe aanleiding voor deze overwegingen is de brief die ik vanochtend tussen mijn e-mail aantrof. De schrijver van het epistel ken ik nauwelijks. Deze meneer, die het ongetwijfeld goed bedoelt, adviseert me naar een psychiater te gaan, beveelt me bepaalde antidepressiva aan en gunt me een echte relatie, met een man die mijn liefde wel waard is en een paar leuke kotterss op de koop toe. Hij neemt woorden als depressie, binding- en verlatingsangst en posttraumatisch stress syndroom in de mond. Hij legt me uit dat ik het toch allemaal echt over mezelf afroep, dat het mijn eigen schuld is dat ik single ben. Maar als ik mijn levenshouding verander en die wonderpillen ga slikken, komt het allemaal goed en word ik net zo ‘normaal’ als hij. Hij is niet de eerste en zal ook vast niet de laatste zijn, die zich in dit soort termen tegen mij aanbemoeit.

Het heeft wel iets koddigs, dit alles zo tijdens de ochtendkoffie over mezelf te lezen. Maar de onderliggende boodschap baart me grote zorgen. Want in wat voor maatschappij leven we als we liefde en verdriet als onwenselijke ziektes zijn gaan zien waarvan we de symptomen met een tijdsgebonden behandelplan en een pot pillen moeten bestrijden? En wie, wie in vredesnaam heeft ons het idee gegeven dat het vinden van geluk een vastomlijnd doel is, en met een pijnloze route er naar toe bovendien? Wat een gekke perceptie! Er is niets in het leven, niets in de natuur dat daar een voorbeeld voor is. En welke onnozele hals heeft bedacht dat liefdes alleen maar na en niet naast elkaar in de tijd kunnen bestaan? Waarom zouden we ons willen laten wijsmaken dat liefde moet voldoen aan door de maatschappij opgelegde regeltjes rondom tijd, verloop, plaats en vorm? En hoe, en hoe kan iemand, hoe kan een ander mens(!), het nou niet waard zijn lief te hebben?

Ik haal me mijn grijze, wijze en milde IceTease. voor de geest. En mijn gekke, dode Mars. De jongensachtige, onstuimige krullenbol die na hem kwam, de onwillige maar oh zo vertederende filosoof en mijn heerlijk dromerige, woestaantrekkelijke man. Ik herinner me hun onvolkomenheden, irritante gewoontes en soms boosmakende gedrag, en ik vind ze, ik heb ze lief, zo lief. Iedere reden waarom ik me ooit tot hen aangetrokken voelde, bestaat nog steeds. De liefde die ik toen voelde, is onverminderd sterk en krachtig. Dat we het samen niet rooiden, elkaar verwondden, boos maakten en soms niet meer wilden zien omdat we geen goede manier konden vinden samen te zijn, of omdat de liefde misschien wel alles maar niet per se altijd genoeg is, betekent niet dat de liefde ineens ophoudt te bestaan. Met alles wat je ook met liefde uit kunt spoken  of je haar nu ontkent, verstopt, misleidt, veinst, verdoezelt, tegenwerkt – haar ongedaan maken als je haar waarachtig hebt leren ervaren, kun je niet.

Natuurlijk is het vaak moeilijk. Pijnlijker soms dan ik in woorden kan vangen. Vaak eenzamer dan ik hebben kan. Het is wel zeker dat ik meer tranen heb gehuild dan geluksmomenten beleefd. Maar toch, de prijs was uiteindelijk nooit, niet een keer, te hoog. Deze mannen zijn mijn liefde waard. Ik heb ze uitgekozen en dat doe ik morgen, en overmorgen en tot op mijn sterfbed en ver daarna, zonder aarzeling iedere dag opnieuw.

Alles wie ik ben en alles wie ik nog kan worden, komt voort uit die liefde. Dat kan en wil ik niet ontkennen of verloochenen. Dat is geen probleem dat met pillen of therapie moet worden opgelost! Het is een gift, een groot geschenk dat ik bij me houd, dat ik koester en verzorg, en de rest van mijn leven bij me wil en zal dragen. Het is deze samensmeltende, van elkaar afhankelijke, niet aflatende stroom van liefde en verdriet, die me vertelt wie ik ben, en me zin en bestaansrecht geeft.

Dus beklaag me niet. Benijd me. Ik heb lief. Zo lief.

Meest gelezen

Vorig artikel

Oh, she talks to angels

DigiGigi
Volgend artikel

Ik. Ben. Hier.