Sleur, kleur & kriebels

8 april 2008
7 minuten leestijd
356 gelezen

Verliefdheid, of die nu wordt beantwoord of niet, schijnt voor sommige mensen de leukste ervaring te zijn die ze kennen. Het zal de dagelijkse sleur wel kleur en kriebels geven. Zelf zou ik het liefst naar de dokter rennen en een kuurtje halen. Al moet ik er een week voor plat, help me er vanaf! Ik krijg al drie dagen geen hap door mijn keel, ben veel te opgewonden om te kunnen slapen en mijn hyperfocus, die ik normaal een uur of tien ongestoord en volproductief kan aanwenden, duurt nu niet langer dan vijf minuten. Wat een drama!
Ik wil werken! Gewoon ongestoord en net zo fijn als anders mijn ding doen. Ik wil mijn recensie over het geweldig leuke theaterconcert van Kim Soepnel schrijven. Ik wil de uitzending van Radiather van volgende week helemaal rondbreien. Die reis naar Edinburgh in augustus, waar ik me enorm op verheug boeken – en dan zonder de idiote gedachte dat ik hem dan twee weken niet zie (nou en?!). Er ligt een berg eindredactiewerk waar ik me niet toe kan zetten. Ik moet de beleidspaperassen voor het nieuwe redactieteam van het radioprogramma schrijven. Op maandag werk ik mijn administratie altijd bij. Mijn terugbellijst groeit en groeit, want ik heb geen zin de telefoon op te nemen. Ik vergeet de hele tijd, wat ik aan het doen ben. En wat ik doe, duur zeker twintig keer langer. Ik vind mezelf voortdurend terug op de meest onwaarschijnlijke plekken; op een stoel op de hal, met de zaterdagkrant in mijn hand op een traptrede of in de vensterbank van de badkamer, zonder te weten hoe lang ik daar al zit, of waarom ik er uberhaupt ben gaan zitten. <br>Er mag dan bijna niets uit mijn handen komen, er valt wel voortdurend van alles uit. Ik heb al een pak sojamelk (natuurlijk net aangebroken en bijna tot aan de rand toe vol) laten kletteren. Van schrik stootte ik daardoor ook een slordige stapel vuile bordjes om, en die tikten weer de pas gevulde suikerpot aan, en hatsjikidee, de ravage op de granieten keukenvloer was compleet. Wat er vandaag met een fles water, een glas jus d’ orange, een overvolle asbak, mijn eerste kop koffie en mijn moedig klaargemaakte kom cornflakes is gebeurd, laat zich raden. Ik heb ondertussen kramp in mijn maag, knallende hoofdpijn en tot mijn grote frustratie willen mijn vingers alleen maar over deze weeeg roze toestanden schrijven, terwijl ik er juist naar snak mijn hersens weer eens lekker te kraken op een zinvol stuk over Jung, Nietzsche, of desnoods zelfs die vervelende Wilders.
Het is maar goed dat er niemand in de buurt is om mijn humeur op bot te vieren, want ik ben ronduit onuitstaanbaar. Ik heb geen flauw idee hoe hier mee om te gaan. Ik word namelijk niet ‘zomaar’ verliefd. Het is me een keer eerder gebeurd, en toen was ik zeventien. Ik kom echt wel eens mannen tegen die ik leuk vind, en waarvan ik denk dat ik misschien wel iets met ze zou willen, maar dat gaat nooit zo ten kostte van mijn gemoedsrust. Soms gun ik mezelf een vrije zaterdag een beetje dagdromen en flirten via de laptop in bed, maar dat plagend hitsige sfeertje ben ik de volgende dag weer glad vergeten. Soms vind ik een man leuk genoeg om een bescheiden visje uit te gooien en het water af te tasten. Af en toe heb ik daardoor een heuse date, maar dat kan ik eigenlijk op voorhand wel laten, want daar stap ik dan emotioneel zo tot de tanden toe bewapend in, dat het vrijwel nooit meer wordt dan een gezellige en vriendschappelijke avond.
Zelfs op mijn grootse en grotere liefdes was ik niet verliefd. IceTease kende ik al maanden maar merkte ik pas op toen hij me om een afspraakje kwam vragen. Als Mars me na een spontaan avondje stappen niet simpelweg had gegrepen en gezoend, dan was het nooit iets geworden tussen ons. Had de filosoof na het eerste blauwtje dat ik hem liet lopen, niet nog een heel stoere tweede poging gewaagd, dan waren we nooit in een emotionele roetsjbaan beland die mijn hele leven op zijn kop zette. En had mijn woestaantrekkelijke man, mijn verrukkelijke minnaar die nu ineens wel uitgevaagd lijkt, niet zijn hand bezitterig op mijn dij gelegd, dan had ik het niet in mijn hoofd gehaald een verhouding met hem te beginnen. Zo kan ik nog wel even doorgaan, maar het komt er op neer dat ik geen gevoelens voor een man ontwikkel, tot hij zijn interesse in mij overduidelijk en overtuigend genoeg heeft laten merken, en ik ermee heb ingestemd me te laten veroveren. Een fraai staaltje van oerbiologisch voortplantingsgedrag dus.
Dit onzinnige gezwijmel over iemand die ik in feite nauwelijks ken, waarmee ik een paar leuke gesprekjes heb gevoerd en die op zijn best een vriendschappelijke interesse in mij heeft laten blijken, is nieuw. En het bevalt me niets. Hem vast ook niet. Het zal je maar gebeuren dat een schrijfster knetterverliefd op je wordt en dat in verschillende artikelen breed uitspint op het internet. Goed, zijn naam staat er niet bij, zijn identiteit is zo verhuld dat zelfs mensen die hem kennen, niet raden dat het over hem gaat, maar toch. Zelfs de mensen die van me houden, die weten dat ik niet anders kan en begrijpen hoe zeer schrijven voor mij noodzaak is, hebben het er soms moeilijk mee het lijdend voorwerp in mijn pennenvruchten te zijn. Ik heb van hem dan ook nog niets op mijn bekentenissen gehoord. Dat stelt me teleur en het lucht me op.
Soms denk ik: “Wijs me maar gauw af, dan ben ik hopelijk snel van die verliefdheid af en komt er geen gedoe en gelazer van.” Zelfs als daardoor het oude overlevingsmechanisme weer opspeelt, en ik mijn handen vol krijg dat monster in toom te houden omdat het niets smakelijker vindt dan een flinke hap onbereikbare man. Dat is tenminste bekend, bijna veilig terrein waarvoor ik ondertussen een heel arsenaal van trucjes heb ontwikkeld om het de baas te blijven. Het kan pijnlijk zijn, maar ik raak er allang niet meer van in paniek. Wel van wat ik echt wil. Als ik daar over nadenk, is mijn eerste impuls een koffer vol te stouwen en met onbekende bestemming te vertrekken. Ik weet niets over relaties, ik weet alleen maar alles over afscheid, verdriet en rouw. Ik weet hoe ik een weekend, een week, een maand, zelfs een paar maanden door kan komen zonder weg te rennen. Ik weet hoe ik groots, gepassioneerd en intens kan liefhebben, maar van heel lang, voortdurend en stabiel houden van, heb ik geen kaas gegeten. En dat is -against all odds – wat ik wil.
Een vriendin vroeg me vandaag of ik wel “driftig genoeg bezig was met Kiezen Wat Je Wilt Ervaren”. Ik weet niet uit welke spirituele stroming dat afkomstig is, maar ik begreep wat ze bedoelde, en ook dat ik daarmee juist helemaal niet bezig was. Integendeel, ik was het tegenovergestelde aan het doen en een  ‘self-fulfilling prophecy’ aan het creeren. Als dit werkelijk een nieuw tijdperk is, dan moet ik ook daarmee ophouden. “Gewoon de bordjes blijven volgen, Giegeltje”, onderhoud ik mezelf streng in de spiegel. Dat is doodeng, maar het niet doen misschien nog wel enger. Want wat als je het steeds maar uitblijft stellen, tot het onherroepelijk te laat is?
Wat ik wil ervaren, weet ik stiekem al mijn hele leven lang. Het was helemaal niet cool, en we vertelden het aan niemand. Maar mijn eerste vriendje en ik draaiden een LP van Frans Halsema helemaal grijs. En de sfeertekening van het nummer “Voor haar”, dat waren wij. Natuurlijk waren we verschrikkelijk jong, veel te jong. Toch, als ik op die liefde terugkijk dan was die wel degelijk heel volwassen en rijp. We hadden geen idee hoe daar mee om te springen, en ach, wat deed het er toe met nog een heel leven vol kansen voor ons en de ‘echte’ liefde nog in het verschiet. Toch zijn we tien jaar lang bij elkaar terug blijven komen, vermoedelijk omdat we ergens alletwee wel voelden dat we iets heel bijzonders deelden. Gek, hoe op een nacht die liefde ineens verdween, en we als twee vreemden voor het laatst onze eerste one-night-stand beleefden.
En ik weet, het is nog steeds niet cool of modern, het staat haaks op hoe ik mijn leven heb ingericht, gaat dwars in tegen hoe ik overkom en me profileer. Maar als ik echt, echt, echt, mag kiezen wat ik wil ervaren, dan wil ik alleen maar, echt alleen maar, de rust en harmonie van een vanzelfsprekend samen oud worden. Precies zoals Frans Halsema in mijn late tienerjaren al voor me bezong.

Meest gelezen

DigiGigi
Vorig artikel

Een nieuw tijdperk

DigiGigi
Volgend artikel

Zo subliem niet