Mijn weegschaal liet vanochtend +1 kilo zien nadat ik de afgelopen periode gemiddeld twee kilo per week ben af ben gevallen. Ik eet nog steeds koolhydraatarm en tussen de 1250 en 1500 calorieën per dag. Bovendien doe ik aan periodiek vasten en lukt het me de meeste dagen om alleen tussen twaalf uur ’s middags en acht uur ’s avonds te eten. Dat stimuleert volgens het internet de vetverbranding en het herstel van cellen. Ik weeg bijna alles wat ik eet en ik vul de app De Eetmeter keurig iedere dag in. Op papier moet ik minimaal een pond per week verliezen. Maar de praktijk is duidelijk weerbarstiger, en ik begin de aanschaf van de weegschaal bijna te betreuren.
Ik moest een flinke drempel over om er überhaupt eentje te kopen. Aan de ene kant wil ik graag mijn progressie bijhouden. Aan de andere kant ben ik bang dat het demotiverend werkt, en ik uit frustratie omdat het me niet snel genoeg gaat of doordat ik even stagneer, verkeerde dingen ga eten. Ik weet natuurlijk best dat ik al die kilo’s die ik er de afgelopen jaren aan heb gegeten, niet binnen een paar weken kwijt ben. En ook dat mijn lichaam geen machine is waarvan ik exacte resultaten kan afdwingen. Maar zoals minnetjes op de weegschaal een bevestiging zijn dat ik het goed doe, zo heeft een plusje precies het tegenovergestelde effect. Het triggert mijn faalangst.
De ironie is dat het diezelfde faalangst is waardoor ik zo dik ben geworden. Het is mijn goed maar niet goed genoeg-syndroom waarmee ik zo lang ik me kan herinneren al worstel. Het enthousiasme waarmee mensen mij in hun leven verwelkomen, of het nou om werk, vriendschappen of liefdesrelaties gaat, verandert na verloop van tijd onontkoombaar in teleurstelling. Want er komt altijd een punt waarop het me niet langer lukt om mijn – indertijd niet gediagnosticeerde – autisme te maskeren. En ik iets doe of zeg wat zo indruist tegen de status quo, dat de roedel me verstoot.