De katten liggen opgekruld in een stoel, en zijn zich er niet van bewust dat onze dagen samen geteld zijn. Ik benijd ze die onwetendheid. Ik mis ze nu al. De rusteloosheid vreet aan me. Hij knabbelt en knaagt stiekem al veel langer aan mijn gemoedsrust, en excelleert pas echt nu ik de gesommeerde huisuitzetting van mijn lieve Black Twins er als concrete situatie aan kan koppelen. Ogenschijnlijk zeil ik rustig en gelijkmoedig mee op de wind, maar in mij stormt het onophoudelijk.
Hoe goed ik ook weet, dat ik het leven alleen maar achteraf kan begrijpen, toch blijf ik opzoek naar methodes om gebeurtenissen, situaties en mensen zo te categoriseren dat er een overzichtelijke routekaart voor de toekomst ontstaat. Ik wil grip, maar vind alleen maar chaos. Mijn laatste project omvat de kernkwaliteiten van Daniel Ofman. Die wil ik gebruiken om niet alleen aantrekkingskracht maar ook potentiële problemen met het andere geslacht vooraf in kaart te brengen, zodat ik mijn gedrag er eventueel op aan kan passen. Een onzalig plan dat gezien mijn onstuimige temperament op voorhand al gedoemd is te mislukken. Maar het schrijven van het essay – een soort gepersonaliseerde en gepsychologiseerde versie van het nog ongelezen The Rules, zo stel ik me voor – leidt me af van dingen die ik niet onder ogen wil zien. Het bijbehorende zelfonderzoek geeft me de noodzakelijke motivatie toch door te gaan met daten. Want vaak verstop ik me stiekem veel liever onder een steen om de breuk met de documentairemaker te betreuren.
Hoewel de verstreken weken die verzachten, accentueren ze vooral zijn afwezigheid in mijn leven. Toch ben ik er niet zeker van of ik hem werkelijk mis. Zelfs als ik hem in mijn masturbatiefantasieën ten tonele voer, kan ik de vraag of ik ook in het echt nog zo met hem samen zou willen zijn, niet met een overtuigend ja of nee beantwoorden. Beide antwoorden zijn even verleidelijk. Het pathetisch weeklagen om een verloren minnaar net zo bevredigend als de jacht naar een nieuwe, nog leukere man. Meestal denk ik ook niet zozeer aan hem als persoon, maar reflecteer ik eerder op alles wat hij heeft losgewoeld.
Behalve dan die keer dat mijn geliefde woestaantrekkelijke man onverwacht langs kwam, en ik tijdens het meest intense orgasme dat ik ooit beleefde, zomaar in een bulderende huilbui uitbarstte omdat het met de verkeerde man was. Zowel het genot als de pijn hadden een diepte die ik niet herkende, die ik nauwelijks kon herleiden tot iets dat uit mij kwam. Hoewel ik met Woest weleens vaker tranen pleng tijdens een hoogtepunt, was dit van zo’n ander niveau dat het ons in het wezen van onze bijna driejarige verhouding aantastte en hij me daarna niet meer wilde kussen. Hij hield me in zijn armen, streelde me en mompelde lieve woordjes. Ik weet niet of hij me troostte of afscheid nam.
Tegenover vrienden grap ik dat ik in mijn tweede pubertijd ben terecht gekomen, compleet met alle verwarring, recalcitrantie en gierende hormonen. Mijn nieuw gevonden ontvankelijkheid ten opzichte van mannen stelt me voor allerlei verrassingen – blije maar ook minder plezierige of erg confronterende. Zo vind ik de hoeveelheid elkaar snel opvolgende en kortdurende crushes ronduit choquerend, en wonderlijk grappig tegelijk. Zo’n bevlieging is niet meer dan een projectie van mijn eigen verlangens op een man die ik qua uiterlijke kenmerken aantrekkelijk vind. En geeft eigenlijk alleen maar de mogelijkheid van een affaire of een verliefdheid weer. Na een of twee afspraken of ontmoetingen verdwijnt dat weer, bijna altijd zonder dat er iets anders voor in de plaats komt. Soms spijt me dat. Soms beschaamt het me omdat ik kennelijk zo slecht in staat ben mijn gevoelens te duiden. Maar het zijn vooral de reacties van mannen op mij, die me voor raadselen stellen.
De man die ik vaak in een café tref, en die me tijdens onze gesprekken voortdurend aanraakt, mijn rug, schouders, haren, handen en buik streelt en me in zijn armen vangt, is alleen maar platonisch in me geinteresseerd. Terwijl ik meende verleid te worden, en door de warme intensiteit van zijn aanrakingen ook zeer bereid was daar helemaal in mee te gaan. Dergelijke inschattingsfouten maak ik voortdurend, en ik vraag me af waarom het op deze leeftijd zoveel moeilijker is dan vroeger om mans intenties correct te beoordelen. Of verbeeld ik me dat alleen maar en was het toen net zo gecompliceerd?
Mijn bedenkingen ten spijt wil ik deze nieuwsgierige openheid naar het andere geslacht toch als een goede en zelfs significante ontwikkeling zien. Mijn remmingen verdwijnen als sneeuw voor de zon, en ook mijn angst voor afwijzing neemt in een dramatisch tempo af. Ik ben aan leren – en het gekke is dat ik niet weet of ik het voor het eerst doe of op herhalingscursus ben – hoe ik moet flirten en versieren. De woorden verliefdheid en liefde heb ik daarbij maar uit mijn woordenboek geschrapt. Zelfs als ik die weer eens voel, wil ik ze niet meer uiten. Mijn manier van houden van is onder de huidige tijdsgeest uit de mode geraakt, en als te tijdrovend, te belastend en vrijheidsbeperkend in de taboesfeer beland. Misschien ontmoet ik ooit nog eens een man die wel met de zielsliefde uit de voeten kan, maar tot die tijd houd ik mijn kaken stijf op elkaar. Tegenwoordig wissel ik dan ook geen mooie, lange brieven met diepe gedachten meer met minnaars uit, maar communiceer nog bijna uitsluitend in erotische fantasieën, ondersteund met pornofilmpjes die ik van een gratis website van het internet pluk. Mijn reputatie wint daar enorm bij: van lastig en gecompliceerd ben ik bevorderd tot spannend, opwindend en zelfs mysterieus. Helemaal senang voel ik me daar nog niet bij, maar het begint te komen nu ik merk dat ik daardoor wel mijn eigen verlangens in kan lossen. Het doel moet ook hier het middel dan maar heiligen.
Het begint tot me door te dringen dat ik mijn innerlijke leven niet ten kostte van alles hoef te delen, en dat zingeving niet daarin ligt. Zeker niet met minnaars zonder meer waarmee ik niet te veel wil delen, niet te verbonden wil zijn. Voor hen wil ik een buitenvrouw zijn. Met hen wil ik een plezierige, lustvolle en opwindende tijd beleven, terwijl ik wacht op de man die genoeg in huis heeft om een binnenvrouw van mij te maken.