Beschuitjes eten

26 februari 2006
2 minuten leestijd
398 gelezen

“Ik ken jou ergens van.” Hij danst nog eens een rondje om me heen en komt dan terug om enthousiast in mijn oor te brullen: “Ik weet het! Ik ken je uit de krant.” Ik knik en glimlach maar wat. “Jij schrijft!” Ik knik weer en trakteer hem op een van mijn onverschillige blikken. Wanneer hij als een jonge merel gretig zijn mond weer openspert, maak ik me dansend uit de voeten.
Het is niet eens omdat ik inmiddels weet dat de spirituele disco waar mijn vrienden en ik af en toe de stress van een drukke periode weg swingen, in feite vooral een oppikclub is. Er wordt enorm veel gesjanst en dat is een deel van de pret. Het is heerlijk om een beetje mee te deinen op zo’n warme golf van oppervlakkige aandacht en bewondering. De kunst is om weg te gaan voor de opgewonden, vrolijke energie van hoopvolle mensen omslaat in de deprimerende sfeer van radeloze aanklamperigheid om iemand – wie dan ook – te vinden om de nacht mee door te brengen.
Dus zijn orienterende ‘zullen-wij-morgenochtend-samen-een-beschuitje-gaan-eten-gehengel’ op de dansvloer schrikt me niet af. Hoe de blik in zijn ogen verandert als hij jubelend het etiketje schrijfster op mijn voorhoofd plakt, des te meer. Zodra mannen mijn pen ontdekken, stijgt mijn datingmarktwaarde dramatisch. Mijn pen is het sterkste afrodisiacum dat ik ken. En ook het meest verraderlijke.
Het “als je dan maar niet over mij gaat schrijven” in de verschillende variaties laat nooit lang op zich wachten. Afhankelijk van zijn karakter presenteert hij die omgekeerde waarheid stoer, beslist, lachend, besmuikt, grinnikend of quasi onverschillig. Sommigen beheersen zich lang genoeg om eerst nog uit te vissen wat, waarover en waarvoor ik schrijf. Het gros weet zich onmiddellijk het antwoord op mijn gebeden en begint zijn levensgeschiedenis aan te prijzen als mijn toekomstige bestseller.
Ze verslinden de stukken die ik op persoonlijke titel over mijn leven met hun voorgangers heb geschreven en die ik al sinds jaar en dag op het internet publiceer. Ze citeren er delen uit, geven hun commentaar en een enkele narcist roemt zijn eigen schrijftalent en werpt zich op als mentor en eindredacteur terwijl zijn eigen stukken allerbelabberdst zijn. Ze willen me ervan doordringen dat ze mij en mijn werk uiterst serieus nemen. In werkelijkheid gaan ze totaal voorbij aan wie ik ben en gebruiken ze mijn schrijfsels om me te modelleren naar hun ideaalbeeld. De ontluistering laat nooit lang op zich wachten. Want hoewel ik altijd vanuit mijn waarheid en voornamelijk biografisch schrijf, ben ik in het echt natuurlijk heel anders dan op papier. Probeer dat zo’n man maar eens aan zijn verstand te peuteren.
Ik heb het opgegeven. Het is niet te doen. Iemand die niet weet wat het is om te ‘kunsten’ omdat het moet en niet anders kan, omdat het net zo’n primaire en onvermijdelijke behoefte is als eten, drinken en seks, die begrijpt het gewoon niet. Dus draai ik me om en ren weg zodra die ‘ah-een-schrijfster-gloed’ in de ogen van een man ontvlamt. Want na het laatste debacle met een filosoof en een wannabe-columnist is het me zonneklaar; ik doe het met een creatieveling of ik doe het niet.

Meest gelezen

DigiGigi
Vorig artikel

Brief aan een vriend

DigiGigi
Volgend artikel

Ik ben als het klimaat