Want waarom anders?

15 maart 2004
4 minuten leestijd
366 gelezen

Hij leest me voor uit Nescio. Het is zondagochtend, een uur of vier in de vroege ochtend. Eerder hebben we een theatervoorstelling bezocht en heel wat uurtjes weg gekletst in een naburig gelegen cafe. Nu zijn de koffie en de broodjes op en leest hij met zijn warme en prettige stem zijn favoriete passages uit de paperback met verzameld werk, die ik eens uit een doos met tweedehands boeken redde.

Het licht van de kaarsen werpt een schaduw op het kuiltje in zijn hals. Mijn blik trekt daar steeds naar toe en ik vang mijn gedachte, dat ik daar iets van mezelf zou willen stoppen. Alleen heb ik geen idee wat. Ik heb me opgekruld in mijn stoel en mezelf toegedekt met een grote, zwarte omslagdoek. Mijn voeten rusten op de leuning van de bank waar hij zich comfortabel heeft gemaakt. Ik herinner me een passage uit een van zijn brieven, waarin hij me vertelt hoe hij onze eerste ontmoeting heeft ervaren en mij omschrijft als een met zwarte lappen en doeken omkleedde vorm, die af en toe delen van een vrouwenlichaam deed vermoeden.

Het is de tegenstelling met hoe ik VT plachte te ontvangen, die me daarin amuseert. Ik heb mijn poging om een perfecte ambiance en verleidelijke sfeer te creeren opgegeven, omdat die, hoewel op zichzelf zeer succesvol, uiteindelijk toch onbevredigend en slopend bleek. Het is alsof je een beeld van jezelf schept, dat weliswaar wel klopt maar dat tegelijkertijd maar een klein deel van mij fel verlicht en waardoor alle andere aspecten in de schaduw worden gezet. VT appelleerde eigenlijk vooral, en misschien zelfs alleen maar, aan mijn vrouwzijn en seksualiteit; BS aan mijn ziel.

Sinds de breuk met VT ben ik vooral rustig en beschouwend. Ik kijk terug op de hele periode vanaf de ontmoeting met Mars en zijn dood, en ik realiseer me dat ik heb geprobeerd om mezelf ongelijk te bewijzen. Ik weet niet of het een voor de hand liggende reactie op het verlies van een geliefde is, maar het was mijn reactie en ik heb daar geen spijt van, hoewel ik het nu, – met de kennis en het begrip dat ik heb verworven – toch anders zou proberen te doen.

Ik denk dat ik heb geprobeerd om Mars opnieuw tot leven te wekken in VT. En tegelijkertijd mezelf wilde overtuigen dat wat ik met Mars had niet echt heeft bestaan en door mij in pasteltinten is ingekleurd. In het echte leven kun je ziel en lichaam scheiden; dat is wat de meeste mensen willen en doen. En ik, ik heb dat nooit geloofd en ook nooit willen geloven. Mijn hele leven lang al ben ik op zoek naar de liefde zoals ik weet dat die bestaat. Voor de tweede keer gevonden en weer verloren; natuurlijk wilde ik toen ook leren om lichaam en ziel uit elkaar te trekken. Alles om maar niet weer, nooit weer zo intens verdrietig te zijn, om niet weer zo zwaar te verliezen.

Ik kan het niet. Ik voel liefde voor iedereen die ik werkelijk in mijn leven toelaat. Seks zonder liefde is, – wanneer de hoop op dat het later beter wordt is verdwenen – alleen nog maar heel koud en eenzaam. En natuurlijk is het de verleiding die maakt dat het spannend en geil begint, want het zou immers deze keer, misschien, wel eens toch nog over de liefde kunnen gaan. In wezen kan ik me niet voorstellen dat andere mensen niet over het leven en de liefde nadenken op de manier zoals ik die benader; en daar ga ik de mist in. Ik wil zo graag geloven dat iedereen een verbinding tussen zielen nastreeft, en dat alles wat ze daarvan weerhoudt angst is. En als ze dan mij vinden, of door mij gevonden worden, dan zie ik daar voorbeschikking in en dan weet ik zeker dat we vroeg of laat die band aan kunnen gaan. Want waarom anders zouden wij elkaar vinden?

Ik vind dat een mooie gedachte. En die wil ik ook niet loslaten. Ik denk ook niet dat ik het kan. Voor mij is het bijna religieus, iets waardoor ik me staande houd en waaruit ik kracht en hoop put. Maar wat ik wel los wil leren laten is de gedachte, dat ik perse iets moet doen met elk van dergelijke ontmoetingen. Sinds VT ben ik me gaan realiseren dat ik een keuze heb. Dat ik me niet op hoef te offeren en geen genoegen hoef te nemen met minder dan ik meen nodig te hebben. Dat ik me niet ongelukkig hoef te voelen terwijl ik probeer om de ander gelukkig te maken en te helpen, te steunen en te verzorgen.

Eind oktober schreef ik dat ik op een plek aangekomen was waar ik geen verwachtingen meer koesterde en dat noemde ik het magische nu. Dat maakt me vandaag aan het glimlachen. Misschien heb ik er een glimp van gezien toen, maar ik ben daar nog niet. Leven in het nu is misschien wel zo simpel, en dus zo ingewikkeld, als niet meer wachten tot het beter wordt.

 

 

 

 

 

 

 

DigiGigi
Vorig artikel

Liefdeloos

DigiGigi
Volgend artikel

Brief aan Mars – VIII